BATHMEN — Dit jaar bestaat de beiaard in de toren van de Dorpskerk Bathmen tien jaar. Om dat te vieren werd op vrijdagavond 25 mei in de kerk de tentoonstelling Klinkend Brons geopend. Een fotogalerij, de gehele kerk rond, laat zien wat er in de afgelopen tien jaar is gebeurd rond het Bathmense toreninstrument en dat is veel!
Een opsomming ‘voor de vuist weg’: Er wordt gespeeld op zaterdagochtenden door vaste beiaardier Jan Achterkamp (zie foto), schoolkinderen komen langs om zich ‘op de hoogte’ (letterlijk en figuurlijk) te stellen, alle muziekverenigingen uit het dorp spelen samen met de klokken, er zijn Bathmense Beiaardboeken verschenen, er werd een actieve en vindingrijke club opgericht: Stichting de Bathmense Beiaard. Door een goede samenwerking tussen het bestuur van deze stichting en de vaste beiaardier kwam dit alles tot stand, inclusief een informatieve en goedopgezette website: www.bathmensebeiaard.nl
Bijzonder: 28 klokken telt het Bathmense carillon, waarmee je als beiaardier kunt beschikken over 2 ½ octaaf. Voor Achterkamp nooit een beperking geweest, veeleer een uitdaging: wat maak je als beiaardier klaar op een klankjuweel dat aanzienlijk minder klokken telt dan zijn grote broers met minstens vier octaven. Dat het kan bewijst de praktijk: kijk maar op de speciale vrijdagavondconcerten in de jaarlijkse juni-carillonmaand: vele dorpsgenoten komen luisteren.
Een inspirerende avond was het, op 25 mei. Jan Achterkamp trakteerde het aankomende publiek op rollende torentonen die prima bleken te landen op het speelse….. standbeeld (?)….. ligbeeld(?) …. met de naam Rollende Paarden (zie foto). Binnen werd op koffie/thee getrakteerd door de Werkgroep Open Kerk. De ludieke openingsverrichting werd gedaan door burgemeester Andries Heidema (zie foto), die dat vooraf liet gaan door een levendige toespraak. Beiaardier Jan vertelde de aanwezigen hoe het allemaal gekomen was, vergezeld van instructieve lichtbeelden. In dit eerste decennium heeft de beiaard een eigen plek veroverd in de gemeenschap van Bathmen.
Tekst en foto’s: Roel Smit