Natuurlijk lopen we eerst de Magdalenakerk binnen al was het alleen maar om het front te bekijken van het grote Marcussen-orgel dat hier onder een soort Turks baldakijn hangt mooi te wezen. Daarna klauteren we de torentrap op, stappen via een plankier dwars over de gewelven heen om tenslotte langs een smal trappetje dwars door de balkenconstructie van de 17de-eeuwse toren terecht te komen in de ruimte waarboven sinds 1970 een grotendeels door Eijsbouts gegoten beiaard hangt. Op het moment dat die klokken erin gehesen werden, had men in Goes al twee eeuwen beiaarddrama achter de rug. Het was een geschiedenis zoals er zoveel waren in de tijd dat men eigenlijk geen klokken meer kon stemmen. Hier waren het de gieters Alexius Petit, Andreas Jozef van den Gheyn en Van Bergen die om beurten figureerden. Uit deze tijd resteren enkele klokken en het stokkenklavier uit 1949 dat - hoewel nogal lawaaierig - er nog goed in slaagt de intenties van de beiaardier op de klokken over te brengen.
Sjoerd is niet de eerste Tamminga die zich rond de Grote Kerk beweegt. Vader Tamminga was als kleine jongen al uurwerkopwinder. Zijn naam prijkt sinds 1921 op één van de steunbalken en moet, gezien de plek waar deze prijkt, destijds met ware doodsverachting zijn aangebracht. Ook elders in de toren grijnst het resultaat van twee eeuwen graffiti je aan; ook op Goesenaren slaat de bekende uitspraak over die dwazen en die glazen.
Al vanaf zijn elfde jaar heeft Sjoerd iets met klokken. Als pianoleerling van Willem Harthoorn, de beiaardier van Goes, mocht hij wel eens mee naar boven. Enthousiast werden dan de klokken uitgeprobeerd, hetgeen hem als jonge knaap al eens een tv-optreden in het programma 'De Verrekijker' opleverde. Tijdens zijn studie tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam liep hij in de hoofdstad al de beiaardiers af. Met respect worden ze genoemd: de blinde Cees Roelofs, de virtuoze Wim Franken en de beminnelijke Hein de Ligt. Graag schoven ze allemaal even op voor deze jonge student. Daarmee bewezen deze beiaardiers in staat te zijn om Sjoerds talent destijds reeds op waarde te schatten.
Interessant is Sjoerds muzikale geschiedenis. Hoewel er, als het zo uitkwam, wel eens orgel gespeeld werd, lagen daar zijn wortels niet. Zijn ouders musiceerden beiden. Vader had koren en moeder zong prachtig en dat betekende dat Sjoerd achter de piano gejaagd werd om het hele romantische repertoire vanachter de achtentachtig toetsen te begeleiden. Sjoerds latere beiaardbewerkingen van dezelfde muziek werden gemaakt met de harmonische referenties aan die zangsessies nog in zijn oren. Naast het romantische werk duikt Sjoerd na 'het trekken' (zoals hij zijn tandartsbezigheden schertsend aanduidt) ook graag in het moderne repertoire. Jazz smaakt hem uitstekend, alle groten zijn al eens door hem bewerkt, een enkele keer lukt het hem torens als in trance te laten heupwiegen, zoals tijdens een bespeling op het Vredespaleis toen de gehele internationale rechterlijke macht zich naar buiten spoedde toen Sjoerd muziek van Dave Brubeck op de lessenaar had staan. Zijn voorkeur voor dit repertoire levert hem alleraardigste reacties op. Goes spitst de oren zodra Sjoerd 's dinsdags om half twee te spelen aanvangt.
Sjoerd werd opgeleid in Mechelen door Piet van den Broek over wie hij nog steeds zeer lovend spreekt. Die studie aan de Koninklijke Beiaardschool 'Jef Denijn' werd gedaan na zijn tandarts-studie in Amsterdam. Begonnen in 1974, mocht hij reeds in 1976 het Mechelse laureaatsdiploma 'met grote onderscheiding' in ontvangst nemen. Een maand daarvoor was hij als eerste geëindigd op het beiaardconcours van het Holland Festival te Tiel. Het zou niet bij die ene keer blijven, diverse malen mocht hij zich bij voorkomende gevallen tot de prijswinnaars rekenen. In 1977 volgde zijn benoeming tot stadsbeiaardier van Goes.
Eenmaal de torentrap afgedaald en met een grote kom koffie neergestreken achter een grote eikenhouten tafel in het monumentale woonpand aan de Grote Kade, komt het gesprek al gauw op zoon Jorrit (1973) die de muzikale nieuws-gierigheid van zijn vader geërfd heeft en dat vorm gaf in een carrière als muziektechnoloog.
Al zeven jaar lang experimenteren zij samen in allerlei combinaties van samenspel. Dat resulteert in twee types van op een alternatieve manier musiceren: de eerste bestaat uit een samenspel van een zogenaamde tapecompositie / of klankspoor-cd waaraan een beiaardpartij wordt toegevoegd, de tweede uit het opvangen van beiaardklanken die vervolgens elektronisch gemanipuleerd worden - de live elektronica - zodanig dat veel karakteristieke elementen van de klokkenklank uitvergroot of gevarieerd worden. Hier is dus de man achter de knoppen degene die minstens de helft van de interpretatie voor zijn rekening neemt.
Binnen dit speelveld van mogelijkheden blijkt er een schier onuitputtelijke reeks van opties te bestaan die de beiaard op een volkomen nieuwe manier voor het voetlicht plaatsen. Vader en zoon Tamminga hebben er hun handen vol aan.
Hoe kijkt Sjoerd tegen de beiaardwereld aan? Om het maar bij een paar trefwoorden te houden:
Beiaardkring? Er is veel respect voor het carillon, er komen soms leuke reacties, de beiaard wordt vaak bij manifestaties betrokken, er is ook een beiaardkring maar er loopt geen actieve groep liefhebbers rond die posters op de Goese ramen plakken.
Kwaliteit van het beiaardspel? Als pianisten zoveel foute noten zouden spelen als beiaardiers soms doen, zouden ze nooit meer een recital mogen geven.
Kwaliteit van het versteken? Doorgaans matig tot slecht. Op een (elektronische) versteek moet onspeelbare beiaardmuziek klinken, die mogelijkheid wordt nauwelijks uitgebuit.
Opleiding? Iemand die in Mechelen heeft gestudeerd, kan er in Amersfoort nog wel wat bijleren en omgekeerd.
Amateurs? Fantastisch dat ze zich zo voor het instrument interesseren, laat ze ook vooral eens spelen.
Tegen dat we weer op huis gaan, steken we nog even ons hoofd om het hoekje van zijn praktijkkamer, zo'n cleane ruimte waar altijd zo'n speciale lucht hangt; sommige mensen worden er bloednerveus van. Niets uit deze ruimte sluit aan bij de joviale man die we net gepassioneerd Bach hebben horen spelen. Zijn rol als medicus gaat volledig aan ons voorbij, we hebben hem vooral geproefd als musicus. Maar dan van een speciaal soort, want de man die al vanaf zijn vroege jeugd door de klokken is gefascineerd, blijkt behalve met het grote beiaardrepertoire dat hij in Mechelen heeft leren vertolken, ook om te kunnen gaan met de naoorlogse, door de jazz en avant-garde gekleurde muziek. Naast 'tandentrekker' noemt hij zich dan ook graag eenvoudig 'barpianist'. Het is een bevoorrecht stadsbestuur dat zo'n man boven in zijn toren heeft zitten.
|