BEIAARDIER VINCENT EN KLOKKENGIETER FRITSEN  Terug

Het bedrijfsarchief van de Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen in Aarle-Rixtel is in 1980 door de familie Fritsen in bewaring gegeven aan de gemeentelijke archiefdienst van Helmond. Het archief is geïnventariseerd en onder bepaalde voorwaarden toegankelijk. Bij eerder onderzoek in dit archief kwamen brieven van de Amsterdamse beiaardier Jacob Vincent aan de klokkengieter Henri Fritsen aan het licht. Nader onderzoek van deze weinig bekende bron werpt een nieuw licht op de klokkenspelkunst in Nederland.


Laura Meilink-Hoedemaker _______________________________________________
Om praktische redenen moest een eerste onderzoek in het archief van Fritsen beperkt van omvang zijn. Ik koos voor het tijdvak vlak vóór de Tweede Wereldoorlog omdat de Nederlandse Klokkenspel-Vereniging (NKV) in die periode weinig heeft gepubliceerd, als gevolg van de crisisjaren en de dreigende oorlog.

In het archief van Petit & Fritsen, verder aan te duiden als P&F-archief, bevindt zich een reeks banden met elk 1000 doorslagen van uitgaande brieven. Ik koos de band over de periode 21 augustus 1937 - 20 december 1940. Omdat sommige brieven langer zijn dan één bladzijde, bevat deze band naar schatting geen 1000 maar 950 uitgaande brieven. Hiertussen bevinden zich doorslagen van 48 brieven van Henri Fritsen aan de Amsterdamse beiaardier Jacob Vincent.

De verzameling ingekomen brieven was ook beschikbaar. De brieven over de periode van 29 november 1937 tot 7 mei 1940 liggen in mappen in alfabetische volgorde. Het alfabet volgt twee systemen tegelijk, namelijk de afzenders van de brief en de stad waar de brief betrekking op heeft. Er zijn 69 originele brieven van Jacob Vincent aan Henri Fritsen.


De beide correspondenten


Jacob Vincent was geboren op 4 december 1868. Hij studeerde orgel bij Albert Pomper, een blinde organist en beiaardier in Amsterdam. Via Pomper kwam Vincent in contact met het klokkenspel. In 1900 werd Vincent na een sollicitatieprocedure benoemd als beiaardier van het Koninklijk Paleis te Amsterdam, in dienst van Koningin Wilhelmina. Hij bekleedde deze post tot 1952.

Vincent had in latere jaren ook aanstellingen bij enkele gemeentebesturen zodat hij fulltime beiaardier kon zijn. Hij was van 1917 tot 1951 beiaardier van de Amsterdamse Westertoren en de Munttoren, maar de bespelingen op deze twee torens delegeerde hij aan zijn leerling Piet van der Hoeven. Ook was hij benoemd aan de Laurenstoren in Weesp van 1929 tot 1949 en de speeltoren in Monnickendam van 1931 tot 1952. Ten slotte bespeelde hij het klokkenspel van kasteel Nijenrode in Breukelen van 1940 tot 1952.

Vincent had drie kinderen. Zijn zoon Pieter (1898-1981) werd musicus en speelde ook wel carillon. Hij had een muziekpraktijk in Haarlem. Ook dochter Truus speelde beiaard, maar zij had geen vaste aanstelling. Dochter Jo Vincent werd internationaal bekend als sopraansolist en als leider van het Nederlands Vocaal Kwartet.

Het gezin Vincent woonde eerst in Amsterdam. In 1937, de kinderen waren al de deur uit, verhuisde het echtpaar in verband met de gezondheid van mevrouw Vincent naar een pension in Lage Vuursche. Zij overleed daar in juli 1938. Vincent hertrouwde in 1939. Met zijn tweede vrouw verhuisde hij naar Soestdijk en nog weer later naar Hilversum, dat centraal lag ten opzichte van Vincents carillontorens.

Het reizen voor de carillonbespelingen was omslachtig en viel Vincent op den duur zwaar. Jacob Vincent overleed op 22 februari 1953, in de leeftijd van 85 jaar.

De andere correspondent, Henri Fritsen, werd geboren op 12 december 1874. Hij volgde in 1903 zijn oom Alexius op als directeur van de Klokkengieterij in Aarle-Rixtel.

Uit zijn eerste huwelijk werd dochter Annie geboren. Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde hij. Uit zijn tweede huwelijk werden zes zoons geboren, waarvan er één kort na de geboorte overleed. Zoon Hein (1926-1997) volgde zijn vader op na diens overlijden op 13 januari 1951. De huidige klokkengieter Frank Fritsen (geb. 1956) is een kleinzoon van briefschrijver Henri.


De brieven


Zowel Vincent als Fritsen gebruikte postpapier met een briefhoofd. Het briefhoofd van Fritsen is zakelijk en dateert uit de eerste decade van de twintigste eeuw. Zijn brieven zijn getypt. Het postpapier van Vincent is aanvankelijk eenvoudig maar vanaf 1938 uitbundig. Het briefhoofd is ontworpen door een niet nader genoemde bewonderaarster. Dat moet wel Betty Bijtelaar zijn geweest, van wier hand al voor de oorlog een door haar zelf geïllustreerd manuscript over de Amsterdamse carillontorens gereed lag. De brieven van Vincent zijn met de hand geschreven.

Jacob Vincent nam in deze briefwisseling altijd het initiatief, meestal naar aanleiding van gebeurtenissen. Hij stelde zich joviaal en bevlogen op, soms bijna hypomaan. Henri Fritsen reageerde daarop altijd formeel en ingetogen. De aanhef van de brieven luidt "Geachte heer Vincent", respectievelijk "Waarde heer Fritsen".

Vincent schenkt in zijn brieven veel aandacht aan het genereren van publiciteit, zowel voor zichzelf als voor de klokkengieter Fritsen. Hij noemt dat 'reclame', wij zouden het nu 'free publicity' noemen.

Hij maakt gewag van zijn talrijke interviews voor de radio en voor weekbladen, van zijn lezingen overal in den lande, zijn toespraken voor de radio en van de filmpjes die hij liet maken voor het bioscoopjournaal van Polygoon. Ook schreef hij artikelen voor kranten en tijdschriften.

Bijna altijd slaagde hij erin de naam van Fritsen vermeld te krijgen. Als dat niet gebeurd was, dan verontschuldigde hij zich daarover in zijn brieven aan Fritsen.

Vincent gebruikte voor zijn spreekbeurten en publicaties fotomateriaal van Fritsen en betrok de andere in Nederland op dit gebied actieve bedrijven niet in deze activiteiten. Dat waren de klokkengieter Van Bergen en de inrichters Addicks en Eijsbouts.

Vincent liet zich in zijn brieven aan Fritsen niet bepaald vleiend uit over deze toenmalige concurrenten. Hij vermeldt laatdunkend dat Eijsbouts klokken betrok van een klokkengieterij in Duitsland en er dan toch zijn eigen naam op liet zetten. Over de producten van Van Bergen zei Vincent dat noch het gietwerk noch de klank deugden. Binnen de beslotenheid van deze correspondentie ging Vincent daarin heel ver, op het onbehoorlijke af. Maar Fritsen nam deze uitlatingen voor kennisgeving aan en onthield zich van commentaar.


Context: NKV en Royalty


Vanaf 1916 kwam onder aanvoering van Jef Denijn uit het Belgische Mechelen een nieuwe stroming in de beiaardkunst naar Nederland, maar Vincent had niet veel op met deze activiteiten. Het bleef bij een eenmalige ontmoeting in 1917 met Denijn. Zodoende vond hij ook geen aansluiting bij de Nederlandse Klokkenspel-Vereniging (NKV).

Er vonden in de bestudeerde periode twee wedstrijden plaats in beiaardspel en compositie, namelijk in 1937 in Maastricht en in 1939 in Bergen op Zoom. De wedstrijd van 1937 worden in de correspondentie in het geheel niet genoemd.


Royalty


Jacob Vincent had een feilloos gevoel voor Royalty. Belangrijk voor zijn loopbaan was het carillonconcert op 30 april 1909, naar aanleiding van de geboorte van Prinses Juliana. Dit concert had hij gegeven op verzoek van de pers en het wekt dan ook geen verbazing dat dit carillonconcert, het eerste in zijn soort in Nederland, werd aangekondigd in de krant en dat daarover recensies verschenen.

Het toeval wil dat er in de periode 1937 tot 1940 veel gebeurde binnen de Nederlandse Koninklijke Familie. Na de verloving van prinses Juliana met prins Bernhard in 1936 had Vincent veel werk aan de bespelingen rond het prinselijk huwelijk op 7 januari 1937.

De geboorte van prinses Beatrix, uitgerekend voor januari 1938, liet lang op zich wachten. Vincent moest de klokken van het Paleis in Amsterdam bespelen, zodra het bericht van de geboorte bekend gemaakt zou zijn en hij was genoodzaakt de hele maand januari in de stad te blijven, immers pas op 31 januari was het zover.

Een aardig detail in de correspondentie is de preutsheid van die dagen, waarvan beide schrijvers blijk geven. Vincent schreef over de uitblijvende geboorte van Prinses Beatrix: "De blijde verwachting laat op zich wachten." Fritsen, die in diezelfde periode zijn eerste kleinkind kreeg meldde: "Ons Annie heeft een dochter gekocht."


Demonstratiecarillon


In maart 1938 kreeg Fritsen opdracht voor een vijfgelui voor de nieuwe Beurs aan de Coolsingel in Rotterdam.


De luidklokken werden geïnstalleerd door de Amsterdamse firma Addicks. De Nederlandse Klokken- en Orgelraad, bij monde van de Rotterdamse stadsbeiaardier Ferdinand Timmermans, trad op als adviseur. Fritsen schrijft over dit project dat hij veel aandacht besteedde aan het onderling afstemmen van de klokken.

In de winter van 1938-1939 meldde Fritsen dat hij werkte aan gietvormen voor een carillon van ongeveer 27 klokken, dat was bedoeld als demonstratie-instrument. In maart 1939 kon hij de voorzitter van de NKV, dr. J. Casparie uit ’s-Hertogenbosch, uitnodigen de klokken te beoordelen in de gieterij in Aarle-Rixtel. In mei 1939 volgde een uitnodiging aan het voltallige bestuur van de NKV, dat in juni 1939, versterkt door een adviescommissie, het spel keurde, toen het in de gieterij gemonteerd was in een ambulante opstelling.

Fritsen oogstte veel lof van het bestuur van de NKV, dat hem kort daarop uitnodigde met het carillon te komen naar de wedstrijden van 28 en 29 juli 1939 in Bergen op Zoom. Hij zou daar veel beiaardiers kunnen ontmoeten en zijn klokken kunnen meten met die van Bergen op Zoom, die afkomstig waren uit de gieterij van Van Bergen in Heiligerlee. Maar Jacob Vincent had andere plannen voor Fritsen, waarin hijzelf ook een prominente rol zou kunnen spelen. Het prinselijk paar in Soestdijk verwachtte begin augustus 1939 de geboorte van hun tweede kind. Jacob Vincent woonde toen in Lage Vuursche en zag grote mogelijkheden tot publiciteit. Hij stimuleerde Fritsen zijn klokkenspel naar Soest te brengen.

Vincent nam er acht grammofoonplaten op die in het weekend van 5 augustus 1939, de dag waarop prinses Irene geboren werd, in een aantal programma’s over de radio werden uitgezonden. Dit leverde meer publiciteit op dan de expeditie naar de wedstrijd in Bergen op Zoom ooit zou kunnen genereren.

Vincent probeerde zelfs Prins Bernhard bij het klokkenspel te krijgen en hem een uitspraak te ontlokken, om daarmee te scoren in de pers. Maar Prins Bernhard had als jonge vader andere zaken aan zijn hoofd.


Vincent 40 jaar beiaardier op het Paleis


Het succes van de luidklokken voor de Rotterdamse Beurs heeft ongetwijfeld bijgedragen aan een opdracht in juni 1939 voor het vergieten van drie klokjes van het Hemonycarillon van de Laurenstoren in Rotterdam plus de uitbreiding daarvan met vijf klokken. Ook bij deze opdracht verzorgde de firma Addicks de montage. Dit zou voor Fritsen een doorbraak kunnen betekenen op de markt voor carillonklokken. Het werd inderdaad een succes en hierdoor aangemoedigd, vatte Vincent eind 1939 het plan op om bij het klokkenspel op het Paleis in Amsterdam ook twee klokjes te vergieten.

Dit Hemonyklokkenspel uit 1664 was in 1699 uitgebreid met twee klokjes van Claas Noorden en Claude Frémy. Deze twee klokjes zouden moeten worden vervangen, vanzelfsprekend door Fritsen. Maar de gemeente Amsterdam maakte bezwaar tegen het vergieten van de historisch waardevol geachte klokjes. Dus moesten er nieuwe klokjes komen, wat aanzienlijk duurder uitpakte. Het moest allemaal heel snel gebeuren want de klokken moesten gereed zijn bij de viering van Vincents 40-jarig jubileum als beiaardier op het Koninklijk Paleis op 1 maart 1940.

In de koude januarimaand van 1940 reisde Henri Fritsen naar Amsterdam om het klokkenspel te beoordelen en de toonhoogtes op te nemen. Hij was genoodzaakt een uur lang het carillonspel van Vincent aan te horen, wat geen genoegen was, zoals hij een andere deskundige per brief toevertrouwde.

Schamper merkte hij op dat Vincent alles van blad speelde, ook de meest eenvoudige stukjes. Interessant ook is hier Fritsens opmerking dat hij de klank van de klokken van het Koninklijk Paleis vond zweven. Hij schreef dit toe aan oxidatie die zich uitte als blaren en schilfers aan de binnenkant van bijna alle grote klokken.

Vincent wilde zijn naam op de nieuwe klokjes goed zichtbaar voor het publiek vermeld hebben, maar Fritsen was van mening dat te veel letters aan eenzelfde kant van de klokjes door asymmetrie de klank nadelig zou beïnvloeden. Bovendien zou de tekst vanaf de straat toch niet leesbaar zijn, tenzij Vincent zijn publiek zou voorzien van verrekijkers.

In de literatuur wordt gesuggereerd dat de klokjes Vincent zijn aangeboden door de burgerij, een bericht ongetwijfeld gebaseerd op door Vincent zelf verschafte informatie. Maar uit de correspondentie blijkt dat hij de campagne zelf in elkaar gezet en gefinancierd heeft.

Hij had 8000 brochures laten drukken om te verspreiden onder de Amsterdamse bevolking met het verzoek een bijdrage te leveren in de kosten van de nieuwe klokjes. De reactie van het publiek viel tegen. Er waren slechts 262 giften.

Een groots gedachte huldiging in het Koninklijk Paleis moest plaats maken voor een eenvoudiger ceremonie van overdracht in de Industriële Sociëteit, gevolgd door een receptie, die ook binnen het budget van dit project viel. Een dineetje met vrienden, onder wie het echtpaar Fritsen, was eveneens voor Vincents rekening.

Het project had wel gunstige gevolgen. Er kwamen meer opdrachten voor Fritsen, onder andere voor het vervangen van een carillonklokje op de Oude Kerk in Amsterdam en voor zeven nieuwe klokken plus een vervanging in het carillon van Kampen.


Tweede Wereldoorlog


Kort na de jubileumviering vielen de Duitsers binnen, op 10 mei 1940. Het echtpaar Vincent woonde inmiddels in Soestdijk, waar ook het prinselijk gezin woonde. Vincent voelde zich daardoor niet veilig en wilde naar Noord Brabant komen, waarvoor hij Fritsen om advies vroeg. Maar Fritsen was helemaal niet zo zeker dat Brabant veiliger was dan Soestdijk. Hij sprak daarbij een diep Godsvertrouwen uit en liet het lot op zijn beloop.

Het klokkenspel van de Laurenskerk in Rotterdam werd onbespeelbaar ten gevolge van het bombardement op 14 mei 1940, maar gelukkig voor Fritsen bleek enkele maanden later de firma Addicks wel bereid de rekening voor de acht klokjes te betalen.


Conclusie


De briefwisseling tussen Jacob Vincent en Henri Fritsen is persoonlijk en daardoor interessant. De brieven bieden een prachtige blik op het gekozen tijdvak 1937 tot 1940. Er is nieuwe informatie over zaken die zich destijds in het wereldje van klokkengieterij en beiaardiers hebben afgespeeld. Het is de moeite waard het onderzoek te zijner tijd uit te breiden.

Naschrift
Frank Fritsen, directeur van de Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen te Aarle Rixtel, heeft in 2000 de opzet van het onderzoek in het bedrijfsarchief van de Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen en de tekst voor het congres in Springfield (IL, USA) goedgekeurd.

Bronnen
- Bedrijfsarchief van Petit & Fritsen in het Gemeente Archief Helmond: archiefnummer 51.
- Uitgaande brieven in Archief P&F, nr. 23.
- Inkomende brieven in Archief P&F nrs. 150 en 151.

Literatuur
- Boogert, L., Lehr, A., & Maassen, J. (1992). 45 years of Dutch carillons 1945-1990. Asten: Nederlandse Klokkenspel-Vereniging.
- Bijtelaar, B. (1947). De zingende torens van Amsterdam. Amsterdam: De Bussy.
- De Jong, R., Lehr, A., & De Waard, R. (1966). Zingende torens van Nederland. Zutphen: Nederlandse Klokkenspel-Vereniging/De Walburg Pers.
- De Raedt, R. (1936). Bij den beiaardier van het koninklijk paleis. In A. Coolen e.a., Alle klokken luiden. Baarn: Bosch & Keuning.
- Loosjes, A. (1916). De Torenmuziek in de Nederlanden. Amsterdam: Scheltema & Holkema.
- Meilink-Hoedemaker, L.J. (1991). Ferdinand Timmermans (1891-1967), portret van een beiaardier in het kader van zijn tijd. Rotterdam.
- Meilink-Hoedemaker, L.J. (1996). Uurwerk, Luidklokken en Klokkenspel in de Laurenskerk te Rotterdam. In F.A. van Lieburg e.a., De Laurens in het midden. Rotterdam.
- Meilink-Hoedemaker, L.J. (2001), The collaboration between Jacob Vincent and Henri Fritsen. In L. Keldermans (ed.), Proceedings of the 12th World Carillon Congress. Springfield Illinois, USA.
- Van Reest, R. (1936). Een bezoek bij Petit & Fritsen. In Antoon Coolen e.a., Alle klokken luiden. Baarn: Bosch & Keuning.
- Van Roessel, N. (1988). Geschiedenis van een klokkengietersgeslacht. Aarle-Rixtel: Van Roessel.
- Van Roessel, N. (1988). History of a family of bellfounders. Aarle-Rixtel: Van Roessel.