RENOVATIE BEIAARD STADHUIS BOLSWARD  Terug

In 1949 goot de in 1872 opgerichte 'Nederlandse Fabriek voor Torenuurwerken B. Eijsbouts C.V.' te Asten voor het eerst in haar bestaan een beiaard. Deze werd op een vrachtwagen gemonteerd en kreeg de naam 'Reizende Beiaard'. Het was Eijsbouts' inzending voor de Foire Commerciale in het Zwitserse Lausanne. Nadat de Reizende Beiaard vijf jaar lang voor promotiedoeleinden op tournee was geweest, kreeg deze in 1955 de toren van het 17e-eeuwse stadhuis van het Friese stadje Bolsward als eindbestemming.


Foeke de Wolf ________________________________________________________

De komst van de Reizende Beiaard naar Bolsward in 1955


In 1947 vierde de in 1872 opgerichte 'Nederlandse Fabriek voor Torenuurwerken B. Eijsbouts C.V.' te Asten haar 75-jarig bestaan. In dat jaar startte men met het gieten van luidklokken, maar nadat Eijsbouts zich de kunst van het stemmen meester had gemaakt, kwam al in 1949 ook de eerste beiaard tot stand. Deze werd op een vrachtauto gemonteerd en als 'Reizende Beiaard' ingezet voor promotiedoeleinden. In 1954 werd het instrument voor een aantrekkelijke prijs te koop aangeboden, nadat Eijsbouts besloten had een nieuwe reizende beiaard te bouwen.
Tijdens een van zijn eerste rondreizen deed de reizende beiaard in oktober 1949 het Friese stadje Bolsward aan. De beiaard werd bij die gelegenheid bespeeld door de stadsbeiaardier van Sneek, Flucie van Bergen en diens optreden bleef niet zonder gevolgen. Nadat de voogden van het Sint Anthony-Gasthuis in 1954 hoorden dat Eijsbouts de beiaard kwijt wilde, besloot men deze aan te kopen en aan de stad Bolsward te schenken, die in 1955 haar 500-jarig bestaan vierde. De beiaard kreeg een plaats in de toren van het 17de-eeuwse stadhuis en werd op 13 juli 1955 in gebruik genomen. Flucie van Bergen, destijds de enige beiaardier in Friesland, werd benoemd tot stadsbeiaardier en bleef dat tot zijn overlijden in 1963. Op zijn wens werden in het 1e octaaf de klokken cis2 en dis2 toegevoegd, waarna de beiaard, net als die in Sneek en Joure, uit een volledig chromatische reeks van 37 klokken (c2 - chrom. - c5) bestond. De cis2 was een hergieting van de oude poortklok van Petrus Overney uit 1680 die elke avond van 21.55 tot 22.00 uur geluid werd en nu dus een dubbelfunctie kreeg. De hele uren werden als vanouds aangegeven door de 1400 kg zware slagklok van Hans Falck van Neurenberg (cis1) uit 1619, de halve uren door de grootste beiaardklok (c2). De slaghamers van deze klokken werden bediend vanuit het door gewichten aangedreven Eijsbouts-uurwerk uit 1921.


De eerste renovatie en uitbreiding in 1967


Voor haar eerste beiaardklokken paste Eijsbouts nog Hemony-profielen toe. Blijkbaar leidde dit tot een wat zwak klinkend 3e octaaf, want in 1967 werden de 12 kleinste klokjes (cis4 - chrom. - c5) vervangen door klokjes met een zwaarder profiel en een krachtiger toon.
Op aandringen van de tweede stadsbeiaardier, Frans Tersteeg, werd de beiaard tevens met 7 klokjes (cis5 - chrom. - g5) uitgebreid tot 44 klokken en van een nieuw, stalen klavier voorzien. Een eveneens gewenste uitbreiding met enkele basklokken was niet mogelijk omdat teveel ruimte in de lantaarn in beslag werd genomen door de grote uurklok.
Het automatische spel werd ingericht met een bandspeelwerk, waarop 26 klokken (c2 - d2 - chrom. - d5) werden aangesloten.
In 2000 is deze storingsgevoelige installatie vervangen door een Apollo II computer.


De renovatie in 2005


In maart 2003 ontving schrijver dezes van het college van B. en W. van Bolsward opdracht om een onderzoek in te stellen naar de technische conditie van de beiaard, met het oog op een in 2004 geplande renovatie. In april 2003 werden de resultaten van dit onderzoek en een advies over de te treffen maatregelen ingediend. Op basis van deze rapportage bracht de Koninklijke Eijsbouts in september 2003 offerte uit. De renovatie zou aanvankelijk in september 2004 starten, maar ondervond enkele maanden vertraging door capaciteitsproblemen.

Tractuur van het handspel

Tijdens de opnames voor de in 2000 verschenen CD 'Fryslân's Sjongende Tuorren' bleek dat de bespeelbaarheid van het instrument veel te wensen overliet. De beiaard speelde zwaar en stroef en bij een aantal toetsen was zeer veel wrijving voelbaar. Ook verliep de toetsdruk erg onregelmatig, met name in de eerste twee octaven.
Een van de oorzaken was de 4,5 m lange bedrading tussen het klavier en de waterkering. Deze passeerde onderweg vier primitieve houten geleidelatten, voorzien van vilt en krammetjes. In het middenregister passeerde de bedrading ook nog eens een 30 cm dikke eiken balk. Mogelijk als gevolg van enige werking in de houten torenopbouw, klopte de positie van de in de balk geboorde gaten niet meer en liep de bedrading scheef door de balk.
Door het uitboren van de gaten en het terugbrengen van het aantal geleidelatten tot twee, kon de wrijving aanzienlijk worden teruggebracht. Anders dan men tegenwoordig vaak ziet, zijn voor de klavierdraden geen getwiste, maar niet-geschakelde, massieve draden gebruikt.
Ondanks de grote lengte van de draden is daarmee een stabiele, niet-slingerende verbinding verkregen.
Veel problemen veroorzaakte ook de omslachtige tractuur in de lantaarn. Hoewel de 28 grootste klokken op twee niveaus in cirkels tussen de stijlen van de open lantaarn hingen, was de tractuur in 1967 uitgerust met assentuimelaars. De klepeldraden van de klokken die buiten het bereik van het tuimelaarrek hingen, moesten met omzettuimelaars in de juiste richting worden gebracht wat, mede door een onnauwkeurige uitrichting van de bedrading en montage van de waterkering, veel extra wrijving veroorzaakte.
Op het oog was al te zien dat de klokken in de onderste twee octaven van opvallend zware klepels waren voorzien. De vijf zwaarste klepels waren excentrisch opgehangen aan niet instelbare klepelscharnieren. Het vermoeden, dat dit een belangrijke oorzaak was van de onregelmatig verlopende en hoge toetsdruk, werd na meting van de klepelgewichten bevestigd.
Omdat met een revisie van de bestaande inrichting de problemen met de speelaard niet goed konden worden opgelost, werd, mede gezien de conditie van de tractuur en de klepels, besloten een geheel nieuwe tractuur met gerichte bronzen tuimelaars aan te leggen en alle speelklepels te vervangen. Om de klepeldraden zo kort mogelijk te houden en kruisende verbindingen te vermijden, zijn 11 kleine klokken op de onderste ring van positie gewisseld en is voor de 14 kleinste klokken in de lantaarn een nieuwe ophangconstructie aangebracht. Enkele klepeldraden die nog te veel slingerden, zijn ondersteund met kunststof geleideblokjes.
De zwaarste klepels zijn aan verstelbare sufflex klepelscharnieren opgehangen. Alleen voor de klokken in het tweede octaaf en hoger zijn repetitieveren toegepast. In het klavier zijn geen compensatieveren aangebracht. De speelhamer van de op de beiaard aangesloten luidklok (cis2) is aangesloten via een dubbele broekverbinding.

Roestvorming en slijtage

In de jaren zestig werden beiaarden nog niet ingericht met roestvaste materialen en zoiets blijft, na een 35-jarig verblijf in weer en wind, uiteraard niet zonder gevolgen. Tal van onderdelen, zoals klepelstelen, veerstangen, tuimelaars, stelveren en ophangbouten waren aangetast door roest. De verzinkte stalen klokkenstoel was nog in goede staat en kon na conservering gehandhaafd blijven, maar voor de overige onderdelen was vervanging door roestvaste materialen geboden.
Onvermijdelijk treden bij speelklepels en slaghamers na verloop van tijd slijtage en afplatting op, wat een ongunstige invloed op de klank heeft. Bij de slaghamers kon worden volstaan met het rond slijpen van de slaglichamen, maar de speelklepels waren te zeer aangetast en zijn daarom alle vervangen. De nieuwe klepels zijn uitgerust met sufflex scharnieren en gietijzeren klepelbollen aan RVS-stelen, die over 360° draaibaar zijn.
Belangrijke voorwaarden voor een ongeremde klokkenklank, zonder bijgeluiden in de vorm van staalresonanties, zijn een niet te starre bevestiging aan de ophangbalken en akoestische isolatie onder en boven de kop van de klok. De oude isolatie bestond slechts uit houten schijven tussen de klok en de ophangbalken die deels gebarsten of verrot waren, waardoor een van de klokken zelfs los aan de ophangbalk slingerde. Bij alle klokken zijn de ophangbouten door RVS bouten vervangen en is onder en boven de kop akoestische isolatie aangebracht.

Het automatische spel

Een vlekkeloze werking van het automatische spel is van groot belang voor de waardering van een beiaard door het publiek en verdient daarom extra aandacht. Door de onnauwkeurige afregeling en montage van de speelhamers vertoonden klank en volume van het automatische spel diverse onregelmatigheden. Ook waren in de loop der jaren de speelhamers en een aantal klokken door een kwistig gebruik van smeermiddelen met een dikke laag vet en vuil overdekt, wat een grondige schoonmaakbeurt nodig maakte.
De magneethamers zijn thans gereviseerd, bijgeslepen en nauwkeurig afgeregeld en ook is bij enkele kleinere klokken het aanslagpunt van de hamers verlegd. Door deze op zich weinig spectaculaire maatregelen is de klank van het automatische spel hoorbaar verbeterd.
Op de computerautomaat waren tot dusverre slechts 26 van de 44 klokken aangesloten. Om de muzikale mogelijkheden te verruimen is het automatische spel met 5 kleine klokjes uitgebreid tot 31 klokken (c2 - d2 - chrom. - g4).

Het klavier

Bij de uitbreiding in 1976 kreeg de beiaard een 4-octaafs stalen klavier dat niet uitmuntte door een stijlvol uiterlijk, maar wel degelijk en stabiel was geconstrueerd. De omvang van het manuaal was c1 - chrom. - g4, die van het pedaal c1 - chrom. - g2. De toetsen gis4 - chrom. - c5 waren uit het manuaal verwijderd. De diepgang van de manuaaltoetsen bedroeg 5 cm. De afstand tussen pedaal en manuaal was 72 cm en dus 4 cm minder dan bij de Noord-Europese klavierstandaard uit 1982. Zoals gebruikelijk bij een 4-octaafs klavier, lag de pedaaltoets c1 onder de manuaaltoets c2. Daardoor lagen de pedaaltoetsen f2, fis2, en g2 rechts van het manuaal en zat de beiaardier rechts van het midden voor het klavier. Om dit te ondervangen, werd geadviseerd de pedaaltoets c1 onder de manuaaltoets g1 te plaatsen (de z.g. Waalrese variant). Ook werd geadviseerd de lawaaiige draadregelaars te vervangen en het binnenwerk van het klavier te reviseren. De keuze voor een wijziging en revisie van het oude klavier was gemaakt omdat dit, afgezien van enige zijdelingse speling in de toetsen en de versleten draadregelaars, nog in goede staat verkeerde.
Eind 2003 bleek echter bij de uitwerking van de collegebegroting dat er moest worden bezuinigd. De gemeente besloot daarop de werkzaamheden aan het klavier tot betere tijden uit te stellen en hiervoor een bedrag te reserveren op de meerjarenbegroting.
Inmiddels zijn de plannen opnieuw veranderd dankzij een onverwachte geste van de gemeente Almere die een overtollig klavier uit de Goede Rede toren in Almere-Haven beschikbaar stelde voor plaatsing in Bolsward, waar dit over enige tijd aan een tweede leven zal beginnen. Tot dat moment blijft de beiaard nog op het oude klavier aangesloten.

Klokken en klepels

Bij een 3½-octaafs beiaard op basis c2 biedt een uitbreiding tot 4 octaven, door toevoeging van 5 piepkleine klokjes (gis5 - chrom. - c6), in muzikaal opzicht weinig winst en ook is hiervoor in de toch al overvolle lantaarn nauwelijks ruimte. Dat de stemming van de beiaardklokken wat minder strak is dan die van hedendaagse klokken, draagt mede bij aan de karakteristieke klank van het instrument. Alleen de (luid)klok cis2 is hoorbaar onzuiver, maar omdat deze in het beiaardspel zelden gebruikt wordt, is dit niet storend. Op grond van deze overwegingen werd niet tot uitbreiding of wijziging van het klokkenbestand geadviseerd.

Een bijzonder kenmerk van de Bolswarder beiaard is het buitengewoon fraaie timbre, dat doet denken aan dat van een historische beiaard. De verklaring daarvoor bleek niet de giettechniek of het Hemony-klokprofiel, maar het uitzonderlijk hoge gewicht van de speelklepels, dat in het 2e octaaf tot 12 % van het klokgewicht opliep. Daarentegen bedroeg het gewicht van de klepels van de kleinste klokjes nog geen 5 % van het klokgewicht. Om dit ongewone gewichtsverloop te egaliseren, is van enkele klokken in het 2e octaaf het klepelgewicht iets verminderd en zijn de kleinste klokjes voorzien van zwaardere klepels. Hierdoor is het gewichtsverloop minder grillig dan voorheen, zonder dat het klankkarakter van de beiaard al te zeer is aangetast. Met de nieuwe klepelreeks en de nauwkeurig ingestelde klepelslag (in de bas 2,5 cm, oplopend tot 3,5 cm in de diskant), verlopen de aanslagsterkte en de toetsdruk egaal en zonder storende onregelmatigheden.


De renovatie (bijna) voltooid.


Dankzij de nieuwe klepels, de gemoderniseerde tractuur en het elimineren van de wrijving in de toets/klepeloverbrenging, beschikt Bolsward nu weer over een prachtig klinkend en goed bespeelbaar toreninstrument, waarmee is voldaan aan de belangrijkste voor deze renovatie gehanteerde uitgangspunten.
In afwachting van de installatie van het uit Almere-Haven afkomstige klavier, is de beiaard voorlopig nog op het stalen klavier uit 1967 aangesloten. Toch laat ook met dit 40 jaar oude en tamelijk rumoerige klavier de speelaard weinig te wensen over.
Op 26 mei is de beiaard gekeurd en in gebruik genomen. Nadat op 7 juni het eindrapport was ingediend, vond op 8 juli de officiële oplevering plaats.
Inmiddels bestaan in Bolsward plannen voor extra activiteiten met deze beiaard, waaronder wellicht zelfs een beiaardconcours.