Uiteindelijk is het 'Keyboard 2000' van Richard Strauss het uitverkoren model geworden. Niet dat de ontwerper daar zelf op uit was, maar waar in beiaardland vele dingen moeizaam gaan, worden dit soort zaken juist heel voortvarend aangepakt. Dat was bij de komst van de Noord-Europese standaard in 1983 ook al het geval. Het is tenslotte maar een klein aantal deskundigen dat hierin het voortouw neemt en dat maakt de besluitvorming gemakkelijk.
Het blijkt bovendien eenvoudig om vrij snel en onopgemerkt van de nieuwe standaard af te stappen en aan het experimenteren te slaan. Je mag je afvragen of een wereldstandaard voor het beiaardklavier geen utopie is en of die wel recht doet aan de praktijk van het beiaardspel in de verschillende werelddelen. Om de één of andere reden wordt die discussie in de officiële vakpers niet of nauwelijks gevoerd.
Is een wereldstandaard werkelijk gewenst en is daar een aparte klavierencommissie voor nodig? Wellicht is het veel beter een commissie 'beiaardinrichting' in het leven te roepen en daarin het onderdeel 'standaardklavier' op te nemen. Te vaak immers lijkt men te denken dat met de komst van een nieuw klavier, ook een goed spelend instrument ontstaat.
Het klavier is te vergelijken met het dashboard van de auto. Ideaal natuurlijk als alle knoppen onder handbereik zijn, maar wat heb je er uiteindelijk aan als de motor erachter storende kuren vertoont?
Enfin, ik spreek waarschijnlijk voor mijn beurt, want ook al zijn er al diverse exemplaren van geplaatst (o.a. in Berea, Springfield, Kirk in the Hills, 's Hertogenbosch en Zwolle), het 'Keyboard 2000' is door de BWF nog niet officieel tot wereldstandaard verheven en gelukkig maar!
Speelt het niet lekker dan? Oh jawel, misschien is het zelfs wel het prettigst spelende klavier dat op dit moment verkrijgbaar is. Maar is het daarmee ook een goede wereldstandaard? Hoe 'doordacht' is dit klavier? Is het niet de zoveelste kruising tussen 'een beetje van dit' en 'een beetje van dat'. Neemt men niet iets te snel het woord 'ergonomisch' in de mond? Let wel, ik wil niets afdoen aan de deskundigheid en goede bedoelingen van klavierencommissies, ontwerpers, beiaardbouwers en beiaardiers. Maar wat ik mis, naast een discussie over de noodzakelijkheid van een standaardklavier, zijn heldere uitgangspunten voor zo'n standaard.
Laat ik mij even beperken tot een goede bereikbaarheid van alle toetsen, zowel in het manuaal als in het pedaal. Het lijkt mij dat over dit uitgangspunt geen verschil van mening zal bestaan. Een beiaardier moet vanuit één zitplaats alle toetsen kunnen bespelen.
Wel, daar komt het eerste probleem al om de hoek kijken, want over hoeveel toetsen hebben we het dan? Gaat het om een vier-octaafs beiaard of een Grand Carillon? Het antwoord lijkt even logisch als simpel: als in een bepaald model klavier voor een Grand Carillon die bereikbaarheid is verwezenlijkt, dan heb je bij een vier-octaafs beiaard alle toetsen automatisch binnen handbereik.
Maar wat heeft het 'Keyboard 2000' klavier ons op dit punt te bieden?
Voor wat betreft de hart-op-hart afstand van de manuaaltoetsen prevaleert het Europese manuaal boven het Amerikaanse. Die keuze van Strauss is goed te begrijpen. Toch is de compactheid van het Europese manuaal nog niet zódanig uitgekristalliseerd dat je al van een ideale maatvoering kunt spreken. Uit eigen onderzoek met een verstelbaar proefklavier blijkt bijvoorbeeld dat het manuaal van het Europese klavier een stuk compacter kan en er toch nog genoeg ruimte blijft voor 'het vuistenwerk'.
Voordeel van een compacter manuaal is wederom de betere bereikbaarheid van het gehele speelgebied. Zo levert een verkleining van de hart-op-hart afstand van de manuaaltoetsen naar bijvoorbeeld 42 mm (i.p.v. 46 mm Europees en 51 Amerikaans) bij een vier-octaafs beiaard al een behoorlijke reductie van de manuaalbreedte op, om nog maar te zwijgen van de voordelen die dit heeft voor een Grand Carillon.
Dan het 'comfortabele' Amerikaanse pedaal. Bob van Wely, voorzitter van de klavierencommissie van de BWF, ziet het als een gemiste kans dat bij het Grand Carillon in Dordrecht geen 'Keyboard 2000' is geplaatst (K&K, nr. 78).
Afgezien van het feit dat de adviseurs (Henry Groen en schrijver dezes) bij de uitbreiding van deze beiaard in 1999 moeilijk een 'Keyboard 2000' hadden kunnen adviseren, zou het Strauss-klavier, als het er al was geweest, niet in aanmerking zijn gekomen, omdat het pedaal ten opzichte van de Europese standaard bij het Strauss-klavier meer naar links is geplaatst. De lage pedaaltoetsen zijn daardoor nog moeilijker te bereiken dan bij de Noord-Europese standaard al het geval is. Daaruit volgt de conclusie dat het Keyboard 2000 voor een Grand Carillon geen logische keuze is. Het blijft, net als de huidige Amerikaanse standaard, een 'wandelklavier', waarbij de beiaardier regelmatig moet verzitten, om nog maar te zwijgen van de bereikbaarheid van de lage pedaaltoetsen wanneer de beiaardier in het vijfde octaaf speelt.
Vandaar dat bij het Dordtse klavier gekozen is voor een cumulatieve afstandsaanpassing voor de pedaaltoetsen die buiten het 'normale' speelterrein van anderhalf octaaf liggen. Dat betekent dat, bijna onzichtbaar, bij verder weg liggende toetsen de hart-op-hart-afstand kleiner wordt. Daarmee is niet gezegd dat dit dé ideale oplossing is, maar zo zijn in elk geval alle pedaaltoetsen wel vanuit één zitplaats te bereiken. Voor het overige volgt dit klavier gewoon de Noord-Europese standaard waaraan beiaardiers in Europa gewend zijn.
Wat het Straussklavier betreft, plaats ik verder vraagtekens bij de chromatische toetsen in het manuaal. De totale lengte van de stokken is veel korter dan bij de diatonische toetsen. Bovendien scharnieren deze korte stokken dichter bij het aanslagpunt. Dit betekent een andere hefboomwerking ten opzichte van de diatonische toetsen en tevens een andere diepgang op het punt van aanslag, terwijl de aanhechtingspunten van de draden naar de tuimelaars juist weer op gelijke hoogte staan met de diatonische toetsen. Wie kan mij de technische noodzaak van dit alles uitleggen? Ook zet ik vraagtekens bij de radiale en concave stand van de pedaaltoetsen. Hoe doordacht zijn deze eigenlijk? Zijn de hoeken werkelijk zodanig geconstrueerd dat dit ergonomisch gezien de beste oplossing is? Speel ik namelijk met mijn rechtervoet op een rechter pedaaltoets, dan staat die voet toch nog behoorlijk dwars ten opzichte van het verlengde van de toets. En is de wijze, waarop Strauss de toetsen van zijn radiale/concave pedaal achter in het klavier laat scharnieren, in technisch opzicht wel de beste? Bovendien, als een concave en/of radiale opstelling van het pedaal werkelijk zo belangrijk is, waarom wordt deze dan ook niet in het manuaal toegepast?
Maar met deze laatste vragen ga ik vermoedelijk al veel te ver. Want dan kom je namelijk uit op een écht nieuw en baanbrekend model en dat is het 'Keyboard 2000' zeker niet. Een geheel nieuw en goed doordacht ontwerp, dat zou nog eens wat kunnen zijn! Bijvoorbeeld met gebruikmaking van het aloude orgelpedaal (Hemony). Beiaardiers/organisten zullen als geen ander weten wat dáár de voordelen van zijn De winst zou in ergonomisch opzicht - en nog belangrijker - qua muzikale mogelijkheden wel eens heel verrassend kunnen zijn.
Of een klavier waarbij de afstand tussen de chromatische en de diatonische toetsen van het manuaal wezenlijk is verkleind. Een triller in één hand, met bijvoorbeeld de tonen a/bes, wordt op die manier veel gemakkelijker. Dat beiaardiers zulke technische speelwijzen niet toepassen, zou toch niet aan de standaard moeten liggen.
En waarom geen nieuwe versie ontwerpen van de aloude sordinohendel? Veel Amerikaanse beiaarden waren uitgerust met zo'n voorziening, waarmee de beiaardier de diepgang naar wens kan verkleinen of vergroten. Zo voorkom je in elk geval dat een beiaardier of adviseur op het punt van de diepgang bij nieuwbouw of restauratie onomkeerbare aanpassingen doorvoert die funeste gevolgen kunnen hebben voor de intonatie van de beiaard.
Kortom, het 'Keyboard 2000' is best een mooie poging om een beter spelend klavier te realiseren, maar voor een wereldstandaard is meer en grondiger onderzoek nodig. Je zal maar het Strauss-klavier als wereldstandaard vaststellen en over tien jaar met wéér een nieuw model moeten komen.
Eerlijk gezegd maakt het mij persoonlijk niet zoveel uit. Die afwisseling in klaviermaten is juist wel charmant en wat dat betreft mogen er nog vele goede alternatieven op de markt verschijnen. Zo viel in het vorige nummer van Klok en Klepel te lezen dat de nieuwe beiaard in het Portugese Alverca wordt uitgerust met een 'Elias-keyboard', een mengvorm van het Strauss-klavier en het Europese klavier. Voorlopig dus nog lang geen wereldstandaard!
|