"Uit de pers vernamen wij, dat onze voorzitter, de Heer Mr. Romke de Waard binnenkort zal optreden in een programma, getiteld 'Tierelantijnen' van de K.R.O., waarbij hij de beiaard zal bespelen van het Raadhuis te Hiversum, en dat in samenwerking met een amusements-orkest, terwijl de uit te voeren muziek in zgn. 'swing-stijl' zal zijn"
Loek Boogert ____________________________________________________________ |
Aldus schreven in februari 1960 tien verontruste leden van de NKV aan het bestuur.1 Ze vervolgden met: "Wij vragen ons af, of de voorzitter van de N.K.V. op deze wijze in binnen- en buitenland propaganda voor de beiaardkunst behoort te maken, of dit niet teveel afbreuk doet aan de standing van de beiaard. Wij zijn van mening dat de Heer de Waard op deze wijze inbreuk maakt op de doelstellingen van de N.K.V. en verzoeken het bestuur om de Heer de Waard van onze gevoelens op de hoogte te brengen."
Wie denkt, dat in dit schrijven gedegen beiaardiers, gepokt en gemazeld in het klassieke beiaard-repertoire aan het woord waren, heeft het mis: slechts één ondertekenaar was een vijftiger, twee begin veertig, de anderen rond de dertig en twee zelfs pas negentien jaar. Wat ze gemeen hadden was, dat ze allen leerlingen waren aan de beiaardschool of privé-les hadden van Leen 't Hart. Het is evident, dat in Amersfoort het idee voor deze brief was geboren.
Het bestuur reageerde onmiddelijk. In een uitgebreid antwoord van vier kantjes spreekt het zijn teleurstelling uit, dat op grond van een persbericht een foute conclusie wordt getrokken. "Sinds de tot standkoming van het carillon in de Raadhuistoren in Hilversum is er naar gestreefd dat daar de mogelijkheid zal komen om radio-uitzendingen te geven van orkest met carillon als solo-instrument."
Graag had men de door Gerard Boedijn geschreven Introduzione rhapsodique voor beiaard en harmonie-orkest uitgevoerd, maar dat bleek onbetaalbaar.2 In zijn besprekingen was De Waard daarna in contact gekomen met de producer van het programma 'Tierelantijnen', waarin "ook serieuze muziek gespeeld wordt" en "Het spelen van jazz of swing is hierbij niet ter sprake gekomen en onze Voorzitter meent zich tot het spelen van dergelijke muziek ook niet in staat en is daartoe zeker niet bereid."
Een maand later volgt nog een brief, waarin wordt gesteld dat geen der bestuursleden zich geroepen voelde "om onze voorzitter voor te schrijven welke melodieën hij op het klokkenspel zou mogen spelen." En wat de radio-uitzending betreft: op zaterdag 7 mei zal de 'Zweedse Rapsodie' worden uitgevoerd: "het bekende, wij zouden haast zeggen klassieke orkestwerk". Tenslotte suggereerde bestuurslid A. van Ooik "over de door U aangevoerde kwestie eens een gedachtenwisseling te doen houden tussen Mr. de Waard en de Heer L.'t Hart."
Het tij is niet te keren
Het moet voor de bezwaarden een hele schok zijn geweest, dat vier weken na deze briefwisseling diverse kranten in grote koppen meldden "Bernard Drukker speelt de tongen los met blue skies; Bernard Drukker speelt lichte wijsjes op Munttoren-carillon en Bernard Drukker laat de Munttoren swingen." 3 Per 1 april was Drukker (1910-1992) benoemd als beiaardier van de Munt.4 Nadat hij afgestudeerd was als arts studeerde hij piano en orgel aan de conservatoria te Amsterdam, Den Haag en Wenen. Hij werd vooral populair als bespeler van bioscoop- en theaterorgels.
Hoe kwam hij in aanraking met de beiaard? In het Haarlems Dagblad vertelt hij: "Een jaar geleden wist ik nog niets van carillons. In de bioscoop werd ik echter aangeklampt door een man, die een broodjeswinkel op de Zeedijk exploiteert. Hij vertelde mij, dat hij een heel klein carillon had gekocht als attractie voor zijn zaak en hij vroeg me het instrument eens te komen bespelen. Ik heb dat toen gedaan en werd meteen verliefd op die klokjesmuziek. Een week later zat ik al in de toren van de Oude kerk om de beiaardier aan het werk te zien. Ik leerde de mensen van de Klokkenspelvereniging kennen en een poosje later liet ik me als leerling inschrijven van de Beiaardschool in Amersfoort. Af en toe mocht ik oefenen in de Oude Kerk en dat wekte de belangstelling van de gemeentelijke autoriteiten. Toen ik werd gevraagd voor de Munttoren, heb ik de benoeming onmiddellijk aanvaard."
Het was inderdaad de bedoeling, dat Drukker een ander repertoire zou spelen dan gebruikelijk was. De heer J. Prent, hoofd van de afdeling Publieke Werken en als zodanig verantwoordelijk voor de Amsterdamse beiaarden, verwoordde het aldus: "Tja, nu kun je je wel op een voetstuk plaatsen, maar waar gaat het om. Het gaat om de muziek. En laten we wel wezen: de torens staan er voor het publiek... Met alle waardering voor de beiaardiers is er toch te veel afstand tussen hen en het publiek gekomen. De muziek die zij doorgaans brengen, lééft niet. Ze geven prima concerten, werkelijk waar, maar het publiek reageert er niet op." Romke de Waard stond bij deze woorden instemmend te knikken. "Het carillon", zei hij, "is een democratisch muziekinstrument. Het speelt voor alle lagen van de bevolking, voor arm en rijk. Het kan door iedereen gewaardeerd en begrepen worden. We kunnen er dus het hele volk mee hebben, maar dan moeten de programma's ook gevarieerd zijn. Daarvoor hebben we nu Bernard Drukker."
Dat Amsterdam een bewuste cultuurpolitiek voerde, blijkt uit het feit dat het college van B&W tegelijkertijd met Drukker "de jonge Vlaardingse beiaardier Hein de Ligt uit Vlaardingen heeft benoemd als vaste bespeler van het pas gerestaureerde vier octaafs carillon van de Westertoren." "De Wester is ons concertinstrument.", zei de heer Prent trots, "Daar zal voortaan serieuze muziek op worden gespeeld. Zodra een toren aan een kerk is gekoppeld, is dat bepalend voor de muziek." En inderdaad, De Ligt begon zijn eerste officiële concert op het carillon van de Westerkerk met een stuk van Wouter Paap.
Dat, met de tijden, ook wij veranderen, is misschien een gemeenplaats. Maar toch: enkele jaren geleden organiseerde de Nederlandse Beiaardschool een studiedag 'Lichte muziek'. En de enige nog praktiserende beiaardier van de ondertekenaars van de boze brief uit 1960 heeft al jaren geleden een bundel uitgegeven met muziek uit Anatevka, van de Beatles en van Kurt Weil!
|
1. Archief NKV (nog niet genummerd) 20 febr., 29 febr., 29 april 1960
2. Archief NKV: AUm 48. Gerard Boedijn Introduzione rhapsodique opus 156 , Voor beiaard en harmonie-orkest (1958). Handschrift partituur. Niet in druk verschenen.
3. Archief NKV (nog niet genummerd) Vier krantenknipsels, mei 1960. Een uit het Haarlems Dagblad, andere onbekend.
4. Eind 1960 verscheen bij Philips de grammofoonplaat It's in the air, Bernard Drukker op het carillon van de Munttoren i.s.m. met het stadstheaterorkest o.l.v. Lex van Weren. Van de 13 songs is er een opgenomen op de CD Historische Beiaardopnamen 1941-1983, uitgebracht door de NKV in 1999.
|