Sjef van Balkom studeerde beiaard bij zijn vader Toon, waarna hij zich bij het Ministerie van OK&W meldde met het verzoek om examen te mogen afleggen. Dit examen vond plaats op 1 september 1952 in Utrecht. Nadat ook Chris Bos zich voor een soortgelijk examen bij OK&W had aangemeld, was voor het Ministerie de behoefte aan een professionele beiaardiersopleiding bewezen en volgde toestemming tot de oprichting van de Nederlandse Beiaardschool.
Van 1953 tot 1965 is Sjef van Balkom stadsbeiaardier van Helmond en van 1955 tot 1988 van Den Bosch. Gastconcerten gaf hij in Nederland, België en vooral ook Frankrijk; niet voor niets wordt hij er le plus Français des carillonneurs Hollandais genoemd.
Met name in de jaren '50 en '60 is Sjef van Balkom een veelgevraagd examinator en jurylid bij beiaardevenementen. Deze werkzaamheden schieten erbij in wanneer hij later docent theoretische vakken aan het Brabants Conservatorium en nog later directeur van de Bossche stedelijke muziekschool wordt.
Componist van beiaardwerken
Reeds bij de in 1950 door de Rotterdamse Beiaard-Commissie (RBC) uitgeschreven compositiewedstrijd (67 inzendingen!) behoren twee van Van Balkoms composities tot het geselecteerde zestal prijswinnaars: Toccata en Preludium Alleluia de Sabbato Sancto. Het preludium zou een jaar later het verplichte werk zijn tijdens het elfde NKV-beiaardconcours in Rotterdam. Ongetwijfeld de meest gespeelde compositie van Sjef van Balkom is zijn Sonatine II. Dit werk dankt zijn ontstaan aan de RBC-compositiewedstrijd van 1956, waarin het van de jury de derde prijs krijgt en van het publiek de eerste. Tot op de dag van vandaag wordt het elk jaar wel ergens in de USA of Frankrijk geprogrammeerd.
In de jaren '60 ontvangt Sjef van Balkom enkele compositieopdrachten die leiden tot Donemus-uitgaven (onder andere Entrée en Septet). Ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag publiceerde de 's-Hertogenbossche Beiaard-Stichting een bundel met een twintigtal originele beiaardwerken en bewerkingen. Hierin zijn ook de drie Romances Danoises opgenomen, geschreven ter gelegenheid van het BWF-congres in 1982, te Løgumkloster (Denemarken). Zij tonen de musicus Van Balkom op zijn best: vrij en eigenzinnig variërend over een (tonale) volksmelodie, harmonisch gericht in een post-impressionistisch, bijna neo-romantisch idioom. Satie en Ravel kijken mee.
Bestuurslid, voorzitter en gedelegeerde
Van 1970 tot 1979 is Sjef van Balkom bestuurslid van de Nederlandse Klokkenspel-Vereniging. Aanvankelijk valt de muziekcommissie onder zijn leiding. Er wordt een werkplan geformuleerd en als uitgaven verschijnen in een Donemus / NKV-serie onder andere de Morceaux 1728 (NKV) en de bundel old-timers (Nederlandse componisten uit de eerste helft van de 20ste eeuw).
Wanneer voorzitter Ype Höweler medio 1976 ernstig ziek wordt, neemt Sjef van Balkom de leiding over, aanvankelijk als vice-voorzitter en na Höwelers dood begin 1978 als voorzitter. Het is de tijd waarin het BWF-congres te Amersfoort wordt voorbereid, een gezamenlijke organisatie van NKV en NBS. Tijdens het congres wordt de Beiaard Wereld Federatie formeel opgericht en vieren NKV en NBS hun 25ste en 60ste verjaardag. Als NKV-voorzitter treedt Van Balkom in het jaar na het congres reeds af. BWF-gedelegeerde zal hij blijven tot het congres van Ann Arbor (USA) in 1986, onder andere als penningmeester van het Uitvoerend Comité. Het is de tijd van het verfijnen en schriftelijk uitwerken van alle te Amersfoort gemaakte afspraken.
Vanaf 1980 laat Sjef van Balkom zich al niet meer zoveel zien bij de gangbare NKV-aangelegenheden. Vanaf zijn pensionering in 1988 trekt hij zich nog verder terug op zijn geliefde Den Bosch.
De periode dat hij actief was lijkt thans ver achter ons te liggen; zijn daden getuigen van het tegendeel en zijn muziek blijft klinken. Sjef van Balkom, een markant mens.
|