EEN JUBILEUM DAT NIET WERD GEVIERD  Terug

Aan de viering van een 75-jarig jubileum moeten logischerwijs de herdenking van een vijftigjarig- en vijfentwintigjarig bestaan vooraf zijn gegaan. Inderdaad was 1968 een gedenkjaar: het 'Gouden Beiaardboek', dat de in de toen gehouden compositiewedstrijd bekroonde werken bevat, is daarvan een blijvende getuige. Van feestelijkheden op 18 juni 1943 was echter geen sprake. Dat kon ook moeilijk, want de NKV was officiëel ontbonden.


Loek Boogert ____________________________________________________________
Op 4 april 1940 werd de befaamde 'Grammeer' van de Sint Servaaskerk in Maastricht - meer dan 6000 kilo zwaar en in 1515 gegoten door Willem en Jasper Moer - afgenomen en op een acht meter lager gelegen betonvloer geplaatst. "En nu staat ze en rust totdat zij den vrede over Europa kan inluiden. 'Grammeer' heeft een gelofte afgelegd niet meer te zullen luiden, zoolang er oorlog is en alle dreiging van het graf van Sint Servaas afgewend zal zijn. Het is een sombere gelofte en het wordt ons een oogenblik angstig te moede", aldus een krantebericht. Hoe terecht deze angst was en hoe verstandig deze voorzorgsmaatregel, bleek al vijf weken later, toen onder de codenaam 'Fall Gelb' de Duitse troepen hun offensief in West-Europa openden. Had men alleen in Maastricht deze inval voorzien of had men ook elders rekening gehouden met de mogelijkheid - ondanks de neutraliteitspolitiek - in de al acht maanden aan de gang zijnde oorlog betrokken te raken? Welke rol zou er dan zijn weggelegd voor de Nederlandsche Klokkenspel-Vereeniging? Waren er door de vereniging initiatieven genomen om in dat geval een belangrijk Nederlands cultuurbezit, de duizenden klokken, voor vernietiging te behoeden? Kon de NKV eigenlijk een rol spelen? Om deze vragen te kunnen beantwoorden moeten we ons eerst verplaatsen in de situatie van voor de Tweede Wereldoorlog.


De NKV in oorlogstijd


Hoe in de dertiger jaren de inventarisatie van de Nederlandse klokken tot stand kwam, zal na de recente publicaties hierover inmiddels wel bekend zijn. De onmiskenbare dreiging, die toch moest uitgaan van het opstellen van een lijst van klokken die in geval van oorlog eventueel voor vordering in aanmerking kwamen of juist zo mogelijk gespaard zouden moeten blijven, betekende echter niet, dat de NKV minder actief werd. Niemand kon immers voorspellen of werkelijk een oorlog zou uitbreken? Dat Nederland als strijdende partij aan een internationaal conflict zou deelnemen leek bovendien onwaarschijnlijk. Er bestond dus geen enkele reden waarom de vereniging niet onverminderd zou blijven streven naar het bereiken van het in de Statuten genoemde doel: "het wekken van belangstelling en liefde voor het klokkenspel en het in eere herstellen van het klokkenklavierspel als kunstuiting van den tijdgeest en gemeenschapszin in Nederland". Wat valt er wat dat betreft over het jaar 1939 te vermelden?

Op zaterdagmiddag 1 juni kon in Hoorn een nieuw, door Van Bergen gegoten, carillon in gebruik genomen worden. De NKV was opgetreden als adviseur, dus zowel de voorzitter Dr. Casparie als de secretaris Jac. Hoogslag hadden de lange reis ondernomen. De heer Scholten, voorzitter van de carillonvereniging sprak de hoop uit "dat het den tand des tijds zal kunnen weerstaan opdat men in later tijden zal kunnen zien, dat in 1939 een tijd van economischen nood men ook nog oog had voor dingen van cultureele waarde". Helaas kon het gemeentebestuur "wegens den moeilijken financieelen toestand, waarin de gemeente verkeert, niet besluiten tot het aanstellen van een vasten beiaardier". De vereniging 'Het Carillon' zou daarom actief blijven om het geven van concerten mogelijk te maken. Intussen was door Van Bergen al een beiaard verscheept naar New York, bestemd voor het Nederlandse paviljoen op de Wereldtentoonstelling. Daar werd het instrument bespeeld door Jacq. Vermaak uit Rijswijk, die bijna was afgestudeerd in Mechelen.

In Bergen op Zoom werd op 28 en 29 juli de Zesde Nationale Beiaardwedstrijd gehouden. Onder de acht deelnemers in afdeling B - niet-gediplomeerden - bevond zich Romke de Waard, die evenals Nico Bruyn, Henk Herzog en Arie Peters 's-avonds ook nog een improvisatie gaf. Voor afdeling A hadden zich Willem Créman, A.J. de Groot, Reinout Heering, P.A. van Langen, Piet (sic!) Maassen en Ferdinand Timmermans laten inschrijven, allen gediplomeerd in Mechelen. De tevens gehouden compositiewedstrijd werd als zeer geslaagd beschouwd.

Een manifestatie, die wel heel duidelijk paste in 'den tijdgeest' en grote propagandistische kansen bood was het 'Generaal Appèl' op 3 augustus in het Feyenoord-stadion. In het kader van het 15-jarig bestaan hield de NCRV daar haar landdag. Het hoogtepunt van het programma vormde een grootse muziekuitvoering. Voor die gelegenheid werd de beiaard van Rhenen, het trotse werkstuk van Van Bergen uit 1933, dat nog steeds opgesteld stond in een klokkestoel op de stadswal, overgebracht naar Rotterdam.

Als adviseur was de NKV ook betrokken bij de beiaard voor het nieuwe Leidse stadhuis, waaraan al meer dan een jaar werd gewerkt. Sedert februari 1938 publiceerden de kranten regelmatig foto's. Het gieten van de kleine klokken, het uit de vorm hakken van de grootste klok, het boren van de gaten in de speeltrommel, de installatie van de door de burgerij aangeboden klok: stap voor stap werd de opbouw gevolgd. Terwijl buiten de Nederlandse grenzen de Tweede Wereldoorlog al was uitgebroken, naderde het instrument zijn voltooiïng. Nog juist voor de jaarwisseling kon Van Bergen de 43 klokken overdragen. Reinout Heering werd benoemd tot stadbeiaardier.

Veel tijd en energie stak A.J. de Groot, beiaardier van Bergen op Zoom, in het opstellen van een lijst van Nederlandse beiaarden. Het werd van groot belang geacht, dat de NKV een overzicht kreeg van de toen nog bestaande grote verscheidenheid aan maten, afmetingen en ligging van de beiaardklavieren. In een tijd, waarin slechts weinigen over een telefoon beschikten en reizen veel tijd kostte, betekende dit dat alle contacten schriftelijk moesten worden gelegd. Helaas - aldus luidde de klacht - bleken enkele personen bijzonder traag met het opsturen van gegevens en bovendien had de voorganger van secretaris Hoogslag de bescheiden van de Vereniging na een jaar nog steeds niet overgedragen: "U zult er den deurwaarder op af moeten sturen". Of de bewuste lijst ooit gereedgekomen is?

Twee nieuwe beiaarden, een massaconcert, een compositiewedstrijd en een concours: het jaar 1939 was voor de beiaardcultuur en de NKV niet zonder succes. Een punt van zorg bleef alleen het geringe aantal leden en de controverse met de Nederlandsche Klokken- en Orgelraad (NKO), die in de ogen van de NKV een bolwerk van conservatisme was. Ook de beiaardier van het Paleis in Amsterdam, Jacob Vincent, liet geen gelegenheid voorbijgaan te ageren tegen de in zijn ogen 'Belgische' vernieuwingen, die de NKV propageerde. Toen deze geharnaste verdediger van de 'Hollandse speelwijze' op 1 maart 1940 zijn veertigjarig jubileum als beiaardier vierde, werd hij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau, een voor die tijd opmerkelijke onderscheiding. De beiaard werd bij die gelegenheid uitgebreid met twee kleine klokjes van Petit & Fritsen. In het licht van de toenmalige verhoudingen kan het geen verbazing wekken, dat de NKV aan deze feestelijkheden geen aandacht schonk.

Hoeveel dramatischer waren niet de gebeurtenissen van twee maanden later. De Duitse inval in mei berokkende de beiaardcultuur meteen ernstige schade. Op 14 mei ging bij het bombardement op Rotterdam de Hemony-beiaard van de Oude Beurs verloren. Ook de beiaard in de St. Laurenstoren ging ten onder, hoewel achteraf bleek, dat de klokken de ramp hadden overleefd. Toen de rest van Nederland al gecapituleerd had en alleen de vesting Zeeland nog verzet bood, werd deze weerstand gebroken met een vergelijkbaar bombardement op Middelburg. Met de Abdijtoren werd daarbij de enige nog bestaande zware beiaard van de gieters Noorden en De Grave volledig verwoest.

Hoe de Nederlandse beiaardliefhebbers op dit verlies reageerden is bij gebrek aan bronnen niet bekend. Bedacht moet worden, dat de Duitse bezetting niet onmiddellijk diepingrijpende veranderingen in het dagelijks leven van de meeste Nederlanders bracht. De politiek van de nationaal-socialisten was er aanvankelijk op gericht het Nederlandse volk te winnen voor hun 'Nieuwe Orde': een Europa onder nationaal-socialistische leiding. Wel schrijft de Bussumse Courant in een interview met Vincent in juni: "Ja, nu zwijgt de beiaard sinds enkele weken. Toen ons land bezet werd, ontving de heer Vincent de tijding, dat de carillonbespelingen voorlopig stopgezet worden", maar korte tijd later hervatten de beiaardiers hun bespelingen. De inzamelingsactie voor een carillon, die in het voorjaar van 1940 in Hoogeveen was gestart, werd na een onderbreking van enkele maanden weer voortgezet. Nog vóór de zomer publiceerde de NKV zes nieuwe beiaardwerken, op handzaam formaat keurig gedrukt door drukkerij Hezo te Rotterdam. Het ging om de composities die in 1939 waren bekroond, aangevuld met enkele andere. Ze werden op ruime schaal verspreid en vonden een goed onthaal. Op welk niveau deze composities lagen, moge blijken uit wat Jac. Hoogslag - secretaris van de NKV -schreef: "Ik vrees, dat ze voor iemand als Vincent wel te moeilijk zullen zijn. De talrijke, al of niet van Mechelen gediplomeerde beiaardiers leveren ze geen bezwaren op". Van een toenadering onder druk van de tijdsomstandigheden was kennelijk geen sprake. En dat, terwijl dankzij de inspanningen van diezelfde Vincent nog in december 1940 het kleine klokkenspel - met speeltrommel! - in kasteel Nijenrode werd geïnstalleerd.

Een probleem, dat iedere beiaardier persoonlijk betrof, was de houding die hij moest innemen toen de eerste Duitse maatregelen tegen de Joden werden genomen. In het najaar van 1940 moest iedereen in overheidsdienst, van rijk of gemeente, opgeven of men al of niet Jood was, de zogenaamde 'Ariërverklaring'. Weliswaar rezen er protesten, die leidden tot de sluiting van de TU in Delft en de Leidse Universiteit, maar het merendeel van de ruim tweehonderduizend betrokkenen tekenden de verklaring. Bij gebrek aan gegevens is niet bekend of zich onder de weinige weigeraars ook beiaardiers bevonden.

Kenmerkend voor de bezetting was het vaak langs elkaar heen werken van verschillende instanties. Terwijl enerzijds de eerste maatregelen tegen de Joden werden genomen, koesterde de bezetter anderzijds, zoals hierboven al werd vermeld, nog steeds de hoop de Nederlanders te winnen voor de nationaal-socialistische idealen. Een belangrijke rol was hierbij toegedacht aan het in november 1940 ingestelde 'Departement van volksvoorlichting en kunsten'. Secretaris-generaal werd dr. T. Goedewaagen. Deze filosoof was in de loop der jaren steeds meer geboeid geraakt door de ideeën van het "Duizendjarig Rijk". Hij begon dan ook vol enthousiasme aan zijn taak: de pers en de kunsten moesten in dienst staan van het "volkse probleem". De gedachte van 'volksopvoeding' was overigens niet nieuw. Al tientallen jaren streefden diverse maatschappelijke groeperingen - van socialisten tot uiterst rechts, van kerkelijke verenigingen, arbeidersorganisaties tot morele herbewapening - naar 'verheffing van het volk', niet zelden met een beroep op de 'volksaard'. Met begrippen als plichtsbesef, tucht, verantwoordelijkheidsbesef, het 'eigene' van het Nederlandse volk was eenieder vertrouwd. Een voedingsbodem was dus zeker aanwezig. Wanneer de propaganda hier op zou inspelen leek succes gewaarborgd. Als exempel moge dienen de extra editie van het tijdschrift Hamer. Hierin komen o.a. fraai geïllustreerde artikelen voor over het Midwinterfeest, Koekplanken en wafelijzers, Oud-Hollandse tegels, Germaanse gothiek, Bovenlichten, Volksliederen, Sagen en Sprookjes. Het is eigenlijk verwonderlijk, dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking heel zuiver aanvoelde, waar hier de grens lag tussen informatie omtrent kunst, folklore, volkskunst, geschiedenis en geraffineerde propaganda. Dat onderscheidingsvermogen was niet ieder gegeven.

Een tragisch voorbeeld is de hierboven reeds genoemde Jacq. Vermaak, die op 3 augustus 1940 het 'Einddiploma met Onderscheiding' in Mechelen had behaald. De brief, die hij Jef Denijn stuurde ter gelegenheid van diens tachtigste verjaardag in maart 1941 getuigt enerzijds van groot enthousiasme en anderzijds van een even grote naïviteit. "Er staan hier in Holland op muzikaal gebied, dus ook op Beiaardgebied groote dingen te gebeuren..." En daarna schrijft hij: "Vorige week had ik, als eenige beiaardier (de anderen zijn weinig actief voor de Beiaardzaak) de eer, in gezelschap van de kopstukken van het Nederl. muziekleven (o.a. de dirigenten van Amsterdam, Den Haag, Utrecht, jonge componisten etc) op het Departement van Kunsten te Den Haag aan den Secr. Generaal te worden voorgesteld. In deze vergadering zijn de richt- lijnen voor een grondige reorganisatie van het muziekleven besproken". Het plan, dat Vermaak vervolgens op verzoek van Goedewaagen opstelde hield in, dat alle in Mechelen gediplomeerde beiaardiers de zorg zouden krijgen voor drie beiaarden, "op een behoorlijk salaris". Zij moesten jongelui als assistenten gaan opleiden, die een kleine vergoeding zouden ontvangen om hun studie in Mechelen te kunnen afronden. Het geven van zomeravondconcerten met programmaboekjes zou verplicht gesteld worden. Wie door de "tijdsomstandigheden" zijn studie had moeten afbreken - Herzog, Peters en De Nie, die aan het hele plan part noch deel hadden, werden met name genoemd - zou het recht krijgen één beiaard te bespelen. Tenslotte "De niet gediplomeerden boven 55 jaar, die zooals U bekend, hun beiaard als nevenbetrekking hadden en er zich vaak weinig voor interesseerden, zullen gepensioneerd worden". Twee weken later scherpte Vermaak dit nog aan met: "Jonge krachten gaan nu voor, menschen als Vincent, Hasselaar etc. gaan verdwijnen". "Ook Dr. Casparie en zijn aanhang van dilettanten verdwijnt. Dat betekent: de overwinning van Mechelen want op het Mechelsch standpunt zal zich het Gilde stellen. Dus maten van klavier, toreninrichting, alles Mechelsch". Met deze laatste uitspraak miskende Vermaak duidelijk de koers die de NKV al twintig jaar had gevolgd terwijl ook andere prominenten uit de vereniging een onverdiende veeg uit de pan kregen: "Ik ben nu blij, dat ik in Holland ben, om mede te helpen de Beiaardzaak te regelen. Of liever, ik nam 't initiatief. Noch Van Balkom, noch Meyll, noch Timmermans hebben er een hand voor uitgestoken en nu moest de jongste hen uit 't Mechelsche nest de eerste schreeuw geven". Van enige resultaten van zijn ideeën is overigens nooit iets gebleken.

Terwijl de Haagse plannenmakers vergaderden werd in Hoogeveen - op 15 maart -de nieuwe beiaard in gebruik genomen, die toch nog verrassend snel bij elkaar was gespaard. De keuring van de klokken was namens de NKV verricht door Jac. Hoogslag en Joh. Meyll. De laatste gaf het inwijdingsconcert. Nieuw was de installatie van een electromagnetisch speelwerk met geperforeerde band. Achteraf bezien was dit het laatste hoogtepunt in de beiaardgeschiedenis van de oorlogsjaren.

Toen in juni de eerste verordening betreffende de "inlevering van alle voorwerpen, geheel of voor overwegend deel uit koper, nikkel, tin, lood of legering bestaand" verscheen, werden kerkklokken nog nadrukkelijk daarvan vrijgesteld. In de herfst van 1941 werd echter wel de eerste aanslag op de klokken overwogen. Ter herdenking van de Putsch in 1923 - op 8 november - zouden in Duitsland de kerkklokken worden afgehaald. Nederland, Frankrijk en België behoorden ook een aandeel te leveren, al was het maar symbolisch door enkele tientallen klokken uit Amsterdam, Den Haag en Utrecht naar het 'Reich' te zenden. Protesten van de burgemeesters reduceerden deze eis tot één klok uit iedere stad. Uiteindelijk werd de hele actie afgeblazen, mede door een persoonlijke brief van de Franse maarschalk Pétain aan de Führer. Iedere ingewijde begreep echter, dat het eens fout moest gaan.

Of op 6 december 1941 in Amersfoort, waar de NKV voor het eerst sedert 1938 weer een algemene ledenvergadering hield, over de oorlogsproblemen gesproken werd, is niet bekend. Het enige wat wordt vermeld is, dat de vergadering zich "kenmerkte door geanimeerde besprekingen en vruchtbare gedachtenwisseling".

Die gedachtenwisseling leidde er in ieder geval wel toe, dat in het voorjaar van 1942 een Jaarverslag werd uitgegeven, beginnend met: "Hier volgt een kort overzicht van de werkzaamheden onzer vereniging gedurende de laatste drie jaren. Papiernood dwingt ons tot beknoptheid". De laatste opmerking en de vermelding: "Steun werd verleend aan een onzer door den oorlog meest getroffen beiaardiers-leden", zijn de enige verwijzingen naar de oorlog. De achterin afgedrukte ledenlijst telt 63 namen: 37 gewone leden, 19 beiaardiers, 3 gemeenten, 2 gieters en 2 plaatselijke verenigingen. Van de genoemde beiaardiers zijn er twee nog tot op heden lid, dus al meer dan vijftig jaar. Kort na dit jaarverslag verscheen een nieuwe uitgave met beiaardmuziek. Ditmaal werd weer gekozen voor een bundel en voor het formaat van 1934. De vereiste toestemming van de overheid werd tegen de verwachting in verkregen en drukkerij Hezo beschikte kennelijk nog over goed papier. De uitgave "Vier bekroonde Composities voor Beiaard" , met werken van Beekman, Bruyn, Roelofs en Timmermans zag er 'vooroorlogs' uit.

Dit succes nam niet weg, dat donkere wolken zich begonnen samen te pakken. Na veel interne competentiestrijd waren eind november 1941 een Kultuurraad en een Kultuurkamer ingesteld. De eerste, die een toezichthoudende en adviserende functie zou gaan vervullen op cultureel gebied, op instigatie van Seyss-Inquart. Voorzitter werd de Amsterdamse hoogleraar G.A.S. Snijder, die ervan overtuigd was dat de Nederlandse beschaving eerst dan tot nieuwe bloei zou komen wanneer "de volkse krachten ontwaakten en hun ontplooiing zochten in het Germaanse rijk". Van dit gezelschap gingen Willem Mengelberg en Henk Badings deel uit maken. De Kultuurkamer was een creatie van Goedewaagen naar het voorbeeld van de Kulturkammer van Goebbels. De Nederlandse kunstenaars zouden in de pas moeten gaan lopen en zich moeten aanmelden bij van één van de zes 'gilden' van de Kultuurkamer.

Voor de NKV en de beiaardiers betekende dit, dat zij moesten beslissen of zij al of niet zouden toetreden tot het Muziekgilde. De vereniging stond voor een dilemma. Het merendeel van de leden was geen musicus. Moest de NKV zich nu toch aanmelden of gold dit alleen voor de beiaardiers? Voorstanders van aansluiting waren Benno de Bruin uit Enschede, die zich 'correspondent voor Overijssel van de Kultuurkamer' noemde en Joh. Meyll, die weliswaar lid was van de NSB, maar door zijn medebestuursleden nimmer was gedesavoueerd. Hij bestookte zijn collega's met argumenten: de nieuwe tijd was niet tegen te houden, toetreden was wettelijk verplicht en mocht de NKV verboden worden, dan kon zij ook geen advieswerk meer verrichten: "De Klokken- en Orgelraad zou lachen, wanneer we uitgeschakeld werden." Meer principiële geluiden kwamen van Toon van Balkom, die aankondigde bij aansluiting meteen te zullen bedanken en van Jac. Hoogslag: "Meyll's 'wettelijk' is voor mij 'dwang'. Hierop kan geen menselijke samenleving berusten. Het kweekt beulen en slaven." De angst, dat de NKV opgeheven zou moeten worden leidde ertoe, dat Dr. Casparie uiteindelijk aan de secretaris opdracht gaf de vereniging aan te melden: "Ik had liever gewild dat een andere voorzitter en secretaris deze beslissing trof en wij beiden vóórdien ons ontslag hadden kunnen nemen. Maar ook ik hoop dat deze toestand maar tijdelijk is. En dan? Laten we ook maar niet vooruit lopen". Hoogslag antwoordde twee weken later, dat de bedankjes als lid al binnen kwamen. Hij tobde al langer met zijn slechte gezondheid "ondanks of tengevolge der nieuwe orde" en vroeg nu uit te zien naar een nieuwe secretaris.

Voorlopig had de aanmelding nog geen merkbare gevolgen. Zo stelde de NKV in juli voor Enschede, waar beiaardier De Bruin met pensioen ging, een hoorcommissie samen. Ongelukkigerwijze liet de burgemeester aanvankelijk weten, dat blinden niet in aanmerking kwamen. Na een stevige rel meldden zich negen candidaten voor het proefspel, waaronder uiteindelijk toch twee blinde beiaardiers. De commissie stelde een rapport op, maar wilde met de benoeming als zodanig geen bemoeienis hebben: "Dit zou onze leden van ons kunnen vervreemden en niet-leden verre van ons houden. De Burgemeester moet om reden van leeftijd of anderszins die schifting maken welke hem wenselijk voorkomt en er de verantwoordelijkheid voor dragen", aldus Hoogslag.

In november 1942 werd in Utrecht de algemene ledenvergadering gehouden. Tot genoegen van Hoogslag, die al maanden met hem had gecorrespondeerd, werd hier de Amsterdamse student Douwe Gorter benoemd tot secretaris. Per vrachtauto en trein - "rijdt van hier ongeregeld" - stuurde Hoogslag een koffer met de bescheiden van de NKV naar Amsterdam: "De notulenboeken trof ik in 1938 in chaotischen toestand. Ik heb ze zo goed mogelijk op orde gebracht".

Gorter begon meteen vol enthousiasme aan de uitvoering van een al langer door hem gekoesterd plan: de opbouw van een bibliotheek voor de vereniging. Dit werd mogelijk dankzij een bijdrage van Klokkengieter Van Bergen. Getroffen door de financiële nood van de NKV had deze al in oktober een gift van vijfhonderd gulden toegezegd. Met enige aarzeling, want "daar Uwe experts meermalen het werk dat we hier maken, goedkeuren of afkeuren, vonden we hierin iets storends". Nadrukkelijk werd dan ook vermeld, dat het geld voor de vereniging gespaard was "uit den verkoop van brandspuiten".

Het doet onwerkelijk aan, dat in de uit 1942 bewaard gebleven correspondentie nog met geen woord gesproken werd over de klokkenvordering. Besefte men niet, wat er stond te gebeuren, of was men alleen maar voorzichtig in zijn uitlatingen? Verklaart dat ook, dat niets en niemand verwees naar de inval in de Sowjet-Unie, de deportaties van de Joden, de grote overwinning van Montgomery's 'woestijnratten', de landing van Eisenhower in Marokko en Algiers, de Slag om Stalingrad?

Hoe het ook zij, vanaf november werden de klokken daadwerkelijk uit de torens gehaald. Niettemin werd in Breda op 15 december nog een opname gemaakt voor de Nederlandsche Radio-Omroep. "Het eigenlijke Kerstprogramma bestond uit twee fragmenten uit Bachwerken 'Hoe zal ik U ontvangen' en 'Ik sta aan Uwe kribbe nu'; twee zeer bekende liederen: 'O denneboom' en 'Nu sijt wellecome' en een oud-Duitsch lied 'Joseph, lieber Joseph mein'. Alle worden door den beiaardier eenigszins befantaseerd op de hem eigen artistieke wijze. Hieraan werden nog toegevoegd enkele karakteristieke beiaardstukken: de innig mooie 'Nocturne' van Maassen, de 'Gavotte en double' van J. de Fesch en 'Menuet' van Jef van Hoof". De verslaggever vond het blijkbaar nodig te speuren naar lotsverbondenheid met Duitsland, want het met de hand geschreven programma van Maassen vermeldde in gewoon Nederlands: 'Jozef, dierb're Josef mijn'. Uiteindelijk werd ook de beiaard van Breda ontmanteld.

Er zijn geen sporen te vinden, dat de NKV als organisatie op enigerlei wijze bij de vordering was betrokken. Wel bleken enkele leden zich persoonlijk in te zetten om te behouden wat misschien gered kon worden. De Utrechtse leraar Dr. W. van der Elst, die als lid van de NKO een groot aandeel had gehad in de inventarisatie van de klokken, werd de belangrijkste adviseur van de 'Inspectie Kunstbescherming'. Deze inspectie wist te bereiken dat zo'n 20% minder klokken werd weggevoerd dan oorspronklijk was geëist. Heel actief was ook de Amsterdamse schilderes en beiaardliefhebster Bep Bijtelaar, die voortdurend onderweg was tussen torens en het Entrepot, waar de klokken werden opgeslagen. Zij overlegde regelmatig met Mr J. Belonje, die door de directeur van het Rijksbureau was aangezocht de in Noord-Holland gevorderde klokken te registreren. Van haar bevindingen bracht zij steeds verslag uit aan Gorter, totdat deze als gevolg van de op 6 februari gehouden razzia op studenten hals over kop Amsterdam moest ontvluchten. Op verzoek van Dr. Casparie haalde Bep Bijtelaar daarna zoveel mogelijk archiefstukken en de eerste aanwinsten voor de bibliotheek weg uit Gorters woning aan het Frederiksplein. Gorter was nog maar nauwelijks teruggekeerd om zijn werkzaamheden te hervatten toen bij Hoogslag een aangetekend schrijven binnenkwam met de mededeling, dat de NKV met ingang van 16 maart was ontbonden. Alle bescheiden moesten worden ingeleverd. De 'Commissaris van niet-commercieele Vereenigingen en Stichtingen' benoemde Frans Vink, actief lid van het 'Muziekgilde', tot liquidateur. Deze kweet zich bijzonder ijverig van zijn taak. Gorter, die immers de taak van de secretaris had overgenomen, stuurde hem een kist met de gevraagde papieren, voorzien van een zuur briefje: "Gaarne emballage terug. Veel is in de jaren omtrent 1939 verloren gegaan om het slordig beheer van de toenmalige secretaris. Van een bibliotheek zult u dan ook niet veel aantreffen. Wel waren er plannen in die richting, doch, daar is het ook bijna bij gebleven". Vink nam daar geen genoegen mee en vroeg naar kas- en giroboeken. Volgens hem moest er meer in kas zijn dan de f 177,81 die op 5 juli waren geblokkeerd. Penningmeester Teygeler liet vanuit Ermelo weten, dat hij niet ter verantwoording geroepen kon worden voor 'een door U verondersteld hoger saldo' en eindigde met: "Bij Uw schrijven was geen postzegel voor antwoord gevoegd". Dat ook de gebruikelijke aanhef 'Geachte Heer' en een afsluiting 'met Hoogachting' opvallend ontbreken, paste geheel in de manier waarop Teygeler over collaborateurs dacht. In oktober vroeg Vink nog naar stemvorken, die volgens hem eigendom van de vereniging waren en hij gaf Gorter in overweging goed na te gaan of inderdaad ten volle aan de verplichting was voldaan alle bezittingen in te leveren. Casparie bracht licht in deze kwestie: "De Nederl. Klokkenspelvereeniging is nooit in het bezit geweest van stemvorken. De onderzoekingen van klokken geschiedde steeds met gebruikmaking van de daarvoor gebouwde stemvorken van de klokkengieters of klokkenmonteurs. Ik zelf bezit een stel stemvorken, die ik gebruik in mijn praxis voor gehoor-onderzoeken. Deze heb ik wel eens bij een klokkenkeuring meegenomen, maar nooit gebruikt, aangezien ze daarvoor totaal ongeschikt zijn. Ik persoonlijk heb jaren geleden die stemvorken cadeau gekregen van de firma Schillings in Apolda." Zo viel het doek over de Nederlandsche Klokkenspel-Vereeniging.

In november 1943 was het ophalen van de klokken voltooid. Er restten nog slechts een dertigtal beiaarden die konden worden bespeeld. Daarnaast bleven nog zes automatische spellen in gebruik. Uit de oorlogsliteratuur blijkt, dat juist deze weinige overgebleven carillons de bevolking bemoedigden, veelal ook door de keuze van wat gespeeld werd of op de trommel stond.

De contacten tussen de ex-bestuursleden van de NKV werden schaarser en beperkten zich tot een enkele brief, waarin soms een tabaksbon tegen een vleesbon werd geruild of verslag werd gedaan van inkwartiering en oorlogsschade. Over 1944, de bevrijding van het Zuiden en de hongerwinter is niets meer te vinden.

De herleving van de NKV na de bevrijding is voor een groot deel te danken aan Douwe Gorter. Al midden juni, pas teruggekeerd van zijn onderduikadres, schreef hij aan zijn 'Waarde Medebestuurderen': "Als jongste onder U, verstout ik mij het woord op te nemen, om hier eenige punten kort uiteen te zetten, die mij toeschijnen belangrijk te zijn, nu de Nederlandsche Klokkenspel Vereeniging wederom kan herrijzen". Daarna volgde een uitgebreide uiteenzetting van de stappen, die volgens hem genomen moesten worden. Het oude bestuur moest voorlopig als 'werkcommissie' zijn taak weer opnemen en zo snel mogelijk een rondschrijven sturen aan alle beiaardvrienden. Omdat reizen in Nederland nog nauwelijks mogelijk was, werd over zijn plannen uitgebreid gecorrespondeerd. De 'medebestuurderen' betuigden hun instemming, al werd opgemerkt - vaak toch met een zekere spijt - dat Meyll, die zichzelf had aangemeld en geïnterneerd was, natuurlijk niet in het bestuur gehandhaafd kon worden. Ook voor anderen, die niet 'zuiver' waren gebleken, zou in de vereniging geen plaats meer zijn. Al in september kon een folder uitgegeven worden, waarin de plannen voor de toekomst werden uiteengezet:

   "De voedseltoestand wordt met den dag beter ....
   Het treinverkeer breidt zich uit ....
   Het reisverbod is opgeheven ....
   De Maas is vrij.... De hulp aan de geteisterde gebieden komt op gang ....
   Het vereeniginsleven kan en mag wederom opbloeien ....
   Het is niet onverantwoord meer aan zaken te denken, die buiten het bestek
   van de eerste levensbehoeften staan ....
   En zoo is dan ook de NEDERLANDSCHE KLOKKENSPEL VEREENIGING herrezen ...".

Deze herrijzing werd juridisch onderbouwd, toen bij beschikking van de Raad voor het Rechtsherstel dd. 20 september 1945 de opheffing met terugwerkende kracht ongedaan werd gemaakt.
1. De Torens Zingen, p. 61.
2. Lambert, J. Wie met klokken schiet, wint de oorlog niet. In: Klok en Klepel nr. 48 (1992), p. 35 e.v. en van dezelfde auteur de Catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling. Zie hiervoor ook: 45 Years of Dutch Carillons 1945-1990, p. 23 e.v.
3. De Torens Zingen, p. 51.
4. Na de meidagen van 1940 is de beiaard teruggegaan naar Heiligerlee, omdat de drie grootste klokken nog bijgestemd moesten worden. Daar werden de klokken ook verborgen toen de klokkenvordering begon "hetgeen aan ons bekend en aan eenige Heeren in Rhenen en niemand anders. Daar de Heeren in Rhenen waarschijnlijk hun mond hebben voorbij gepraat, heeft men de klokken (..) hier eenvoudig weggehaald". Mededeling dhr. Van Wijngaarden, Gem. Archief Rotterdam; Oud Archief, ordner I, briefwisseling Gorter - Van Bergen, 1943.
5. Oud Archief Ordner I, brieven A.J. de Groot.
6. Zie voor de verhouding tussen Vincent, de Ned. Klokken- en Orgelraad en de NKV ook: Lehr, A., Van Paardebel tot speelklok.
7. Zie de opmerkingen m.b.t. het NKV-archief bij noot 24.
8. Bussumse Courant 8 juni 1940 in: Plakboek Jubileum Vincent, verzameling Nederlandse Beiaardschool.
9. Oud Archief Kasboek, 13 juli 1940. Het betreft de volgende composities: * G. Boedijn - Gavotte, * Jac. Bonset - Rondo over een Hollandsch kinderliedje "Het Patertje langs den kant", * Jac. Bonset - Variaties over het "Herhutter's Avondlied", * A.J. de Groot - Vrije variaties over "Merck toch hoe sterck", Oscar van Hemel - Klompendans, Arie Peters - Bewerking van: Het was een Maghet suiver en net. Achter alle titels is tussen haakjes vermeld 'voor Beiaard'. Formaat 17,5 x 27 centimeter, uitvouwbaar.
De met * gemerkte werken zijn opgenomen in 'Herdruk NKV uitgaven 1919-1954', Uitgave van de Muziekcommissie van de Ned. Beiaardschool en de Nederlandse Klokkenspel-vereniging (1988).
In het voorwoord van deze uitgave stelt Jacq. Maassen ten onrechte dat na de publicatie van 1934 pas na de Tweede Wereldoorlog de draad van uitgeven weer werd opgenomen. De kwaliteit van het gebruikte papier en de uitvoering van het drukwerk rechtvaardigen evenmin zijn opmerking dat het eerdere uiterlijke niveau niet meer werd gehaald. Zie ook: Maassen, J. In: 45 Years of Dutch Carillons 1945-1990, p. 95.
De compositie van Oscar van Hemel werd zonder bronvermelding in 1992 door Donemus herdrukt in de bundel 'Oscar van Hemel (1892-1981) Werken voor beiaard', met weglating van de oorspronkelijke toevoegingen: (voor Beiaard). Duur 3½ min. en Uitgave der Nederlandsche Klokkenspel-Vereeniging. Verkrijgbaar bij den Secretaris.
Zie voor deze uitgaven ook: Meilink-Hoedemaker, Dr. L., De rol van Ph. van Ommeren jr. als sponsor van de uitgaven van gedrukte muziek door de NKV van 1920 tot 1942, elders in dit nummer.
10. Oud Archief, Dossier I: Hoogslag aan Gorter 7-4-1942. 11. Jong, L. de, Het Koninkrijk dl. 4, p. 759 e.v.
12. Jong, L. de, Het Koninkrijk dl. 5, p. 263 e.v.
13. Midwinternummer Hamer. Door de 'Volksche Werkgemeenschap' uitgegeven door Uitgeverij Hamer, red. Nico de Haas en Gerda Schaap, Den Haag 1941.
14. Archief Koninklijke Beiaardschool Mechelen (niet geïnventariseerd), Brieven aan Jef Denijn. Zie ook: 45 Years of Dutch Carillons 1945-1990, p. 23.
15. Jong, L. de, Het Koninkrijk dl. 7, p. 43 e.v.
16. Jaarverslag NKV, voorjaar 1942.
17. Vier bekroonde Composities voor Beiaard, Uitgave der Nederlandsche Klokkenspelvereeniging; formaat 24,9 x 32,3 cm, Hezodruk Rotterdam. Inhoud: C. Beekman - Impromptu, N. Bruyn - Twentsch Volkslied met Variaties, C. Roelofs - Dansje, F. Timmermans - Impromptu (Hommage à Chopin). Zie ook noot 9.
18. Jong, L. de, Het Koninkrijk dl. 4, p. 422 e.v.
19. Oud Archief, Dossier I: briefwisseling Meyll-Casparie en Hoogslag-Casparie, maart/april 1942.
20. Oud Archief, enveloppe Proefspel Enschede. De commissie bestond uit Dr.J. Casparie, A. van Balkom en A.J. de Groot. Als niet-meebeoordelend secretaris trad Jac. Hoogslag op. De eisen voor het proefspel omvatten: 1. Verplicht stuk Merck toch hoe sterck van A.J. de Groot; 2. Vrij nummer, keuze uit vier door de candidaat opgegeven stukken; 3. Harmonisatie op de beiaard van een op te geven volkslied; 4. Proefzetting voor de rammel (schriftelijk); 5. Kennis van de beiaardliteratuur en repertoire en idem van de samenstelling en werking van de beiaard.
21. De bibliotheek van de NKV bevindt zich thans in het Instituut voor muziekwetenschappen te Utrecht.
22. Zie noot 2.
23. Met dank aan drs. Jacques Maassen, die het programma en het krantebericht beschikbaar stelde.
24. De stukken, die Bep Bijtelaar heeft weten te redden, kwamen pas in 1992 tevoorschijn bij de ontruiming van een grachtenpand in Amsterdam. Met de inventarisatie is een begin gemaakt. Het materiaal dat bij de Kultuurkamer werd ingeleverd is tot nu toe niet teruggevonden.
25. Op grond van wat bij voetnoot 24 is vermeld, moet een correctie toegepast worden op wat ik schreef in 45 Years of Dutch Carillons, p. 46.
26. Oud Archief, Dossier I: Gorter aan Vink 4-7-1943, met in potlood de aantekening: 'afschrift: in slechte stemming geschreven!'.
27. Oud Archief, Dossier I, brief Teygeler 20-7-1943.
28. Oud Archief, Dossier I, brief Casparie 21-10-1943.
29. Oud Archief, Map IVa, brief Gorter midden juni 1945.
30. De perikelen rond de zuivering vallen buiten het bestek van dit artikel. Van de beiaardiers werd o.a. Vermaak in Haarlem geschorst. De zuivering van de Nederlandse musici werd overigens een mislukking. Zie hiervoor Koos Groen en N.K.C.A. in't Veld.