1922
Na deze opmaat, de viering van Denijns vijfendertigjarig jubileum als beiaardier, volgt de plechtige opening van de Beiaardschool aan de Wollemarkt en begint het eerste Internationale Beiaardcongres.
En internationaal was het. Van heinde en ver waren de deelnemers naar Mechelen gereisd. Als vertegenwoordiger van regering of stadsbestuur, als afgevaardigde van hun vereniging of als belangstellende particulier. Alle bekende namen uit de beiaardgeschiedenis komen op de presentielijst voor, uit België, Nederland, Frankrijk en Engeland, maar ook William Gorham Rice uit de Verenigde Staten ontbrak niet.
Zij allen konden dwalen door de zeven zalen, waarin de grote 'Tentoonstelling voor Beiaardkunst' was ingericht. De 48 bladzijden tellende catalogus vermeldt een aparte Nederlandse zaal "waarvan de talrijke kostbare en ongemeen belangrijke stukken verzameld, beschreven en hier op overzichtelijke en aantrekkelijke wijze geschikt werden door den heer M.A. Brands Buys".
De lezingen op het congres bestrijken de hele beiaardcultuur. Natuurlijk wordt aandacht besteed aan 'De beiaard als volksinstrument' (Jan Wanters, beiaardier van Tienen) en 'Beiaardspel in verband met volkszang en volksleven' (G. van Zuylen, beiaardier van Gouda). Was niet iedere aanwezige er toen nog van overtuigd, dat de beiaardier een taak had 'ter verheffing van het volk?' Maar ook de voordrachten over 'Tuimelaar en broeksysteem' (Joh. W. Meyll, beiaardier van Nijkerk), over het gieten van klokken, het ontstaan van het eerste beiaardklavier, de techniek van het beiaardspel en het beiaardboek van Ioannes de Gruytters worden op toejuichingen onthaald. Klassiek geworden is de rede van Denijn zelf: "Wat zal de beiaard spelen?"
Het congres eindigt met het uitspreken van een aantal wensen, waarvan de eerste luidt: "Er worde een tweede Congres voor Beiaardkunst gehouden."2 En dat zou er komen.
1925
De grondige vernieuwing van het klokkenspel in de toren van de Sint Jan in 's-Hertogenbosch vormt de aanleiding voor een tweede internationale ontmoeting. De vereniging 's-Hertogenbosch Belang heeft op initiatief van dr. Casparie gelden ingezameld onder de burgerij en het is vanzelfsprekend, dat de ingebruikneming van de door zoveel offervaardigheid tot stand gekomen beiaard gepaard gaat met allerlei feestelijkheden voor de inwoners van de stad. En is dit niet een prachtige gelegenheid zoveel mogelijk belangstellenden te tonen wat burgerzin vermag? Een tweede Internationaal Congres dus. Onder de deelnemers zijn nu ook vertegenwoordigers uit Duitsland en Denemarken. Opnieuw is een tentoonstelling ingericht, zo ruim van opzet, dat de catalogus zelfs 143 bladzijden beslaat. Klokken, afgietsels van opschriften, schilderijen, etsen en gravures, beiaardmuziek, archivalia, handschriften en gedrukte werken, kortom een vrijwel compleet overzicht over wat destijds voorhanden was, wordt getoond. Zoals het op een internationaal congres behoort worden lezingen gehouden over de beiaardkunst in België, Frankrijk, Amerika, Groot-Brittannië en Nederland. Maar ook het natuurkundig aspect wordt ditmaal belicht. Cyril F. Johnston spreekt over 'The Art of Tuning Carillon Bells', dr. Vas Nunen over 'tonen en boventonen van torenklokken in verband met het beginsel der dynamische gelijkvormigheid', dr. Van der Elst over 'Klankanalyse bij klokken' en A. Brom jr. belicht het belang van de kort voor het congres overleden ir. Van der Hegge Zijnen, die een uitgebreide verhandeling over 'De technische en akoestische grondslag van klokkenbrons en bronzen klokken' naliet. Bovendien bereidde hij een geannoteerde uitgave voor van 29 brieven van Pieter Hemony.
Al deze voordrachten tonen aan, dat men dieper wenst door te dringen in de geheimen van de klank en de stemming van de beiaardklok. Ruime aandacht wordt ook besteed aan het beiaardklavier. Welke pogingen zijn er in het verleden gedaan om het instrument lichter bespeelbaar te maken? Moeten nieuwe technieken worden toegepast: een elektrisch of pneumatisch stokkenklavier of zelfs een 'pianoklavier'? Velen zijn niet wars van de eigentijdse mogelijkheden, maar het is weer Denijn, die zich keert tegen de gemakzucht die uit al deze experimenten blijkt: waarlijk artistiek verantwoord beiaardspel is alleen mogelijk op een goed functionerend stokkenklavier! Hoe belangrijk de deelnemers deze internationale uitwisseling van gedachten vinden, blijkt wel uit het op de slotvergadering met algemene stemmen genomen besluit een Internationale Vereniging op te richten "ter bestudering van beiaarden, klokken en alle daarmede verband houdende zaken."3
Helaas maakten de omstandigheden dat voor lange tijd onmogelijk. Eerst was daar de langdurige economische crisis, die volgde op de beurskracht van 1929. Daarna, in de tweede helft van de dertiger jaren, pakken zich aan de politieke hemel zulke donkere wolken samen, dat nog geen honderd klokken met 'fulgura frango' op de flank het onheil konden keren. Integendeel, duizenden klokken worden in Europa omgesmolten ten behoeve van de oorlogsindustrie. Als dan eindelijk in 1945 de kanonnen zwijgen, hebben overwinnaars en overwonnenen alle energie nodig om de geleden materiële en immateriële schade te herstellen.
1972
Zo duurt het tot 1972 voordat een derde congres kan worden bijeengeroepen. Ook nu weer is er een bijzondere aanleiding. Rotterdam viert het 100-jarig bestaan van de Nieuwe Waterweg, de levensader van de stad. De zeer actieve Rotterdamse Beiaardcommissie grijpt deze gelegenheid aan om een Internationaal Beiaardcongres te organiseren. Dan blijkt, dat Mechelen in datzelfde jaar het 50-jarig bestaan van de beiaardschool wil herdenken. Na uitgebreid overleg lukt het beide manifestaties op elkaar te laten aansluiten. Hierdoor wordt het mogelijk, dat een grote Amerikaanse delegatie zowel in Vlaanderen als in Holland aanwezig kan zijn.
Mechelen is het eerst aan de beurt. Behalve op de Sint Romboutstoren wordt daar nu ook geconcerteerd op de toren van het Hof van Busleyden, een reizende beiaard van Sergeys en op de toren van de O.L. Vrouwe over de Dijle. Opvallend in de meeste programma's is het groeiend aantal bewerkingen van barokmuziek. Voordrachten van Milford Myhre over de ontwikkeling van de beiaardkunst in Noord-Amerika en van André Lehr over klokken en klokjes in de Oudheid en buiten-Europese beschavingen omlijsten de feestelijkheden, die een grote plaats innemen.
In Rotterdam ligt een zwaarder accent op de lezingen. Componeren voor beiaard, Ikonographie van het Cimbaalspel, een verhandeling over de slagtoon, over de campanologische bibliotheek van Riverside University en andere onderwerpen tonen aan, hoe breed het terrein van de klokkenkunst inmiddels is geworden. Geen wonder, dat bij de vele deelnemers de wens leeft, dat het niet weer 47 jaar zal duren voordat een dergelijke samenkomst zal worden gehouden. Er wordt dan ook een commissie ingesteld, bestaande uit Piet van den Broek, Leen 't Hart, Jacques Lannoy en Milford Myhre, die zal onderzoeken hoe de oude wens, te komen tot een internationale organisatie, zal kunnen worden gerealiseerd.4
1974
Een goede gelegenheid doet zich al voor in 1974. In Douai viert men de twintigste verjaardag van de gerestaureerde beiaard. Voor beiaardier Lannoy een uitgelezen kans om gasten uit België, Brazilië, Canada, Denemarken, Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Mexico, Nederland, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten en Zwitserland uit te nodigen. Tussen de beiaardbespelingen en de lezingen worden ook weer excursies georganiseerd, wat volgens het verslag van de voorzitter van de NKV, Ype Höweler, leidt tot "algemene verbroedering van een verheugende intensiteit." In deze positieve sfeer besluiten de 130 deelnemers op 9 september, om 10.34 uur, tot het oprichten van een internationale beiaard-federatie. Uitgebreid wordt besproken, hoe deze gestructureerd moet worden en welke taken de organisatie zal hebben te vervullen. Normalisatie van de beiaardklavieren en de muzieknotatie staan hoog genoteerd. Een voorlopig Uitvoerend Comité krijgt de opdracht, binnen een jaar de federatie in oprichting gestalte te geven. Dat internationale congressen voortaan regelmatig zullen worden gehouden, is voor ieder vanzelfsprekend.5
1978
Na vier jaar kan Jacques Lannoy in Amersfoort aan de 173 deelnemers van het vijfde Internationale Congres meedelen, dat het voorlopig comité er in is geslaagd statuten op te stellen voor de beoogde vereniging. Gretig worden deze aanvaard en zo luidt Artikel 2 thans: "De BWF werd officieus opgericht op 9 september 1974 te Douai (Frankrijk) door de vertegenwoordigers van de volgende landen: België, Canada, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Nederland, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten van Amerika, en bestaat uit de groeperingen van de landelijke beiaardorganismen. De definitieve statuten van de V.Z.W. (Vereniging zonder Winstbejag) werden vastgesteld te Amersfoort op 8 augustus 1978." Een uitgebreid verslag van dit historische congres is te vinden in het Congresboek, dat in juni 1979 als een speciale editie van Klok en Klepel (nr. 22) verscheen.
1982
Nu het organisatorische verband tot stand is gekomen, lukt het om regelmaat te brengen in de internationale bijeenkomsten: om de vier jaar. In 1982 treedt de Dansk Klokkespiller Laug op als gastheer en speelt het congres zich af in Løgumkloster. Het inmiddels traditioneel geworden veelzijdige programma wordt ook hier weer afgewerkt. Dat de beiaardcultuur echter niet is ingeslapen, blijkt uit het verkennen van talrijke nieuwe muzikale mogelijkheden: "drie beiaarden (solo of duo bespeeld), koperblazers, slagwerk, doedelzakkorps en dansers werden in wisselende combianties gebruikt; orgelspel, volkszang der deelnemers en handbellen completeren dit beeld."6
Daarmee wordt recht gedaan aan een belangrijke doelstelling van de BWF, namelijk het kennisnemen van verschillende opvattingen over het beiaardspel, ervaringen uitwisselen en het geven van een stimulans aan de beiaardcultuur.
1986
De ontwikkeling van de beiaardkunst in de Nieuwe Wereld rechtvaardigt het houden van het zevende Internationale Congres in Ann Arbor, Michigan. In ruim een halve eeuw zijn in de Verenigde Staten en Canada ongeveer evenveel beiaarden ingericht als in Nederland in vierhonderd jaar. Vaak zijn ze tot stand gekomen als 'memorial'en veelal bevinden ze zich op de campus van een universiteit. Een grote omvang is geen zeldzaamheid. De congresgangers kunnen dan ook kennismaken met klavieren met een radiaal pedaal, ontstaan uit de behoefte instrumenten van vijf of meer octaven bespeelbaar te houden.
Beiaardiers blijken pas volwaardig lid van de 'Guild of Carillonneurs in North America' te kunnen worden, wanneer ze voor een bestuursjury een examen hebben afgelegd: een alternatief voor de erkende Belgische en Nederlandse diploma's.
Ook de bespelingen, die vaak door grote aantallen op de gazons rond de toren picknickende toehoorders worden gevolgd, tonen een geheel eigen karakter. Aangepast aan de vaak zeer zware klokken geven ze de indruk, dat het spelen met klanken en harmonieën meer op prijs wordt gesteld en beter tot zijn recht komt, dan de uitvoering van virtuoos gespeelde polyfone barokmuziek. De beiaardcultuur - dat is de congresgangers uit Europa wel duidelijk - slaat in Amerika meer en meer een eigen weg in. Een reden temeer, om op wereldschaal contacten te blijven onderhouden.7
1990
In Ann Arbor wordt besloten, elkaar de volgende maal te ontmoeten in Zutphen. Vele vrijwilligers werken al jaren aan de voorbereiding van deze bijeenkomst. De in 1922 uitgesproken wens is zeker vervuld: het wordt het achtste Internationale Congres. En evenals die eerste keer zal een tentoonstelling worden ingericht, zullen concerten worden gegeven, excursies worden gemaakt, lezingen gehouden en onderlinge vriendschapsbanden worden aangeknoopt. Aan de vooravond van dit alles past slechts de oproep, deze kans om de eigen horizon te verruimen door te luisteren naar en te discussiëren met gelijkgezinden uit de hele wereld niet te verzuimen.
|