NKV-NAJAARSBIJEENKOMST IN BRIELLE  Terug

Voor een vereniging met verspreid wonende leden is het noodzakelijk, deze met een zekere regelmaat gelegenheid te geven om elkaar op een centraal punt te ontmoeten. Dat kan bij individuele leden ook het gevoel versterken, in hun activiteiten niet alleen te staan. In het voorjaar geeft daarvoor de algemene ledenvergadering een kans. In het najaar is er de mogelijkheid voor een studiedag of een bijeenkomst met kleine, afwisselende onderdelen.


Heleen van der Weel _____________________________________________________
Voor de najaarsbijeenkomst stonden de vereniging dit jaar enkele fraaie locaties in Brielle ter beschikking: het historische stadhuis voor het gesproken woord, de Catharijnekerk met de bijbehorende stoere toren voor het muzikale deel. Met enkele terzake kundige sprekers en spelers is dan, mits op een sfeervolle locatie, al snel een aantrekkelijk programma samen te stellen.

Zoals gebruikelijk, werd de bijeenkomst voorafgegaan door beiaardspel. Deze keer door stadsbeiaardier Peter Bremer, die een internationaal programma had samengesteld met werken van Bach, Mozart, Francisco Tárrega (1845-1909), Ronald Barnes (1927-1997) en Chris Bos (1920-1996). Daarbij viel op dat het instrument mooie basklokken heeft, maar dat sommige hogere klokken wat kort en droog klinken.

De ongeveer veertig intussen gearriveerde klokkenliefhebbers - waaronder enkele zelfs uit Groningen - konden daarna in de raadszaal luisteren naar de begroetingswoorden van de voorzitter van de NKV en van de burgemeester van Brielle, mevrouw G.W.M. van Viegen. Deze had de moeite genomen om zich te verdiepen in de geschiedenis van de Catharijnekerk en van de klokken, refererend aan haar vroegere geschiedenisstudie. Beide inleiders konden als bijzonderheid melden, dat ook Jacques Klok - tot 1989 de voorganger van Peter Bremer - met zijn echtgenote aanwezig was. Zij waren daartoe uitgenodigd door het attente NKV-bestuur.

Klok, in zijn Brielse jaren vooral werkzaam als gemeentearchivaris en conservator van het Historisch Museum Den Briel Maarten Harpertszn Tromp, kon zichzelf daarna in jonge gedaante aan het Brielse beiaardklavier in actie zien op een foto die werd getoond tijdens de presentatie in woord en beeld door mevrouw dr. L.J. Meilink-Hoedemaker. Zij zette in punten uiteen hoe de geschiedenis van de Brielse beiaard tot heden was verlopen, visueel ondersteund door archiefmateriaal en oude foto's. Haar vele archiefonderzoek was reeds in 1974-1975 als afstudeerscriptie ingeleverd aan de Nederlandse Beiaardschool en in eigen beheer uitgegeven. In 2002 werd de uitgebreide en inmiddels geïllustreerde tekst gepubliceerd door de Stichting Vrienden van het Brielsche Carillon. Of haar gesproken informatie op waarheid berustte, kon in deze laatste publicatie na het betalen van € 10,- ter plaatse worden getoetst.

Na de ochtendbijeenkomst was van 12.00 tot 15.30 uur de Catharijnekerk de centrale ontmoetingsplaats. Aperitief, lunch, wederom een half uur beiaardspel door Peter Bremer, een stadswandeling of een torenbezichtiging waren de programmaonderdelen tot 14.45 uur. De in de toren nog aanwezige 16de-eeuwse speeltrommel, gevat in een grote ombouw, was zeker een bezichtiging waard. Het is te hopen, dat deze binnen niet al te lange tijd weer functioneel wordt gemaakt. Het in werking zijn van een dergelijk groot historisch en heden nog volop functionerend object is tegelijk cultureel en toeristisch attractief. Is een historisch geïnteresseerde burgemeester hiertoe te bewegen? Enkele beiaardiers maakten van de gelegenheid gebruik de beiaard te bespelen.

Jaap Zwart - door sommigen gekend als docent aan de Amersfoortse Beiaardschool, door anderen als een kleinzoon van de in de vorige eeuw bekende organist Jan Zwart - nam vanaf ongeveer 14.50 uur plaats voor de orgelklavieren in de kerk. Hij liet horen hoe een bescheiden ogend instrument vele mogelijkheden kan bieden in klankkleur en klanksterkte. Daartoe zette hij werken van Hermann Schroeder (1904-1984), J.S. Bach, Gustav Merkel (1827-1885) en Jacob Bijster (1902-1958) op de lessenaar. Een aardige geste, gedaan op voorstel van het wederom attente NKV-bestuur, was zijn afsluitende improvisatie op een thema - Elegie. Deze kleine compositie werd na het overlijden in 1692 van Mary Stuart, echtgenote van koning-stadhouder Willem III, geschreven door Dirck Janszn Scholl. Deze stadsklokkenist en organist van Arnhem en naderhand van Delft, was de zoon van Jan Dirckszoon Scholl die van 1636 tot 1680 organist en klokkenist van Brielle was.

Het laatste onderdeel vond vanaf 16.00 uur plaats in de raadszaal. Het was in de uitnodiging aangekondigd als 'Lezing door Jaap Zwart'. Het opgestelde toetseninstrument wekte de verwachting, dat er veel muziek zou worden gemaakt. De drie kwartier die ervoor waren uitgetrokken, werden echter gevuld met iets dat beter omschreven kan worden als 'het op gang brengen van (weer) een discussie over de plaats van de musicus, c.q. de beiaardier, in deze maatschappij'. Na enkele klanken op de toetsen in de stijl van 'de Jan Zwart-epigonen', gevolgd door die van 'de oude kerktoonsoortenmensen' als tegenvoeters, bleef het keyboard verder ongebruikt. Zwarts opmerkingen: 'je kan horen als mensen achter hun muziek staan', 'heb respect voor het instrument dat je bespeelt' en 'speel in op de context' ontlokten ook hier wederom reacties over de huidige functie van de beiaard. De mening werd gehoord dat het spel te vanzelfsprekend is geworden. De aandacht moet worden herwonnen door de beiaard minder 'gewoon' te maken. Gebrek aan interactie moet worden omgebogen naar meer contact tussen speler en publiek. Door deze gedachtewisselingen kreeg dit laatste deel van het programma een beetje het karakter van een studiebijeenkomst over het thema van de hedendaagse functie van de beiaard, een thema dat velen tegenwoordig bezig houdt.


Na een afsluitend dankwoord door de NKV-voorzitter, vooral in de richting van de gastvrije gemeente Brielle, kon de dag worden afgesloten met een 'nazit' in de Vergulde Colff.

In Het Orgel, het tijdschrift van de Nederlandse Organisten Vereniging heeft, volgens Jaap Zwart, onlangs de opmerking gestaan 'dat beiaardiers pas échte musici zijn. Die spelen Hazes én Buxtehude'. Daaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat naar de mening van organisten beiaardiers wel degelijk inspelen op de actualiteit en zo ertoe bijdragen dat hun instrument een blijvende plaats ín de samenleving behoudt. Misschien wel meer dan zij zelf vinden.