HONDERD KEER KLOK & KLEPEL  Terug

Daar staan ze dan op mijn boekenplank: honderd afleveringen van Klok & Klepel. Bijna vijfduizend pagina's informatie over alles wat met klokken en beiaarden te maken heeft, geschreven door meer dan tweehonderd auteurs uit binnen- en buitenland. Een indrukwekkende verzameling van kennis, ervaring en meningen, in goede banen geleid door een twintigtal redactieleden.


Loek Boogert ___________________________________________________________
In 1924 komt het eerste exemplaar van "Onze Torenmuziek" van de pers. Daarmee is het "Orgaan der Nederlandsche Klokkenspel-Vereeniging" als oudste klokkentijdschrift ter wereld geboren. Het zal verschijnen 'op een telkens door het bestuur te bepalen tijd'. In de praktijk wordt het een jaarboekje op een formaat dat ongeveer overeenkomt met het huidige A-5. Blijkbaar was deze publicatie zo toonaangevend dat dit formaat niet alleen is gehandhaafd tot en met Klok & Klepel van 1995, maar ook is overgenomen door de tijdschriften van alle later opgerichte buitenlandse gilden en verenigingen, voor de meeste tot op de dag van vandaag.1

Die grote invloed is niet zo verwonderlijk, want "Onze Torenmuziek" wordt om propagandistische redenen op ruime schaal verspreid. In het jaarverslag over 1930 kan het bestuur tevreden constateren: 'Het 7de Jaarboekje, "Onze Torenmuziek", heeft ook in dit jaar zijn taak niet gemist. De onderhoudende en leerzame bijdragen, die zoowel de muzikale-, technische- als historische zijden van de beiaardkunst betroffen, mochten zich in veler belangstelling verheugen. De pers heeft over het algemeen onze uitgave zeer loffelijk beoordeeld, wat wij ten zeerste waarderen. Niet alleen uit eigen land, doch ook uit het buitenland - vooral uit Amerika - mochten wij vele aanvragen naar ons Jaarboekje ontvangen.'

Uit dit citaat blijkt ook dat de onderwerpen waarover wordt geschreven, verrassende overeenkomst vertonen met de inhoud van het hedendaagse Klok & Klepel. De problemen waarmee de beiaardier te maken heeft, zijn kennelijk inherent aan het instrument. Het is een nadere studie waard om te onderzoeken òf en in hoeverre de opvattingen van de toenmalige en huidige auteurs in de loop der tijden zijn veranderd.

In 1934 en 1935 verschijnen de jaarboekjes onder de naam "De Beiaard". Afleveringen uit de volgende jaren zijn mij niet bekend en de Tweede Wereldoorlog maakt definitief een eind aan het bestaan van welke publicatie dan ook. Er verschijnt in 1942 alleen nog een Jaarverslag met een 'kort overzicht van de werkzaamheden onzer vereniging gedurende de laatste drie jaren', door papiernood beperkt tot acht bladzijden.

Pas vijf jaar later - de NKV is intussen in 1943 verboden en in september 1945 in ere hersteld - kan de draad weer worden opgepakt. Op een paar velletjes groen papier verschijnen "Mededeelingen over de handelingen der vereeniging van juni 1946 tot januari 1947".

Een tweede nummer van de "Mededelingen" - de nieuwe spelling wordt nu gebruikt - volgt in 1949, het derde in 1951. Daarna wordt het weer een jaarlijkse uitgave. Het uiterlijk is simpel. Een omslag ontbreekt, de omvang beslaat niet meer dan zestien of achttien bladzijden, maar het is wel keurig gedrukt en er komen zelfs afbeeldingen in voor.

Dat alles is het werk van mejuffrouw Berendina Maria Bijtelaar, die in de oorlog nog een aantal oude archiefstukken van de NKV heeft weten te redden. Bep is het eerste vrouwelijke bestuurslid, bibliothecaresse van de, toen nog bestaande, verenigingsbibliotheek en zeer veelzijdig. Ze is schilderes, deskundige op het gebied van de bouwgeschiedenis van Amsterdamse kerken, een groot liefhebster van de beiaard en een goede schrijfster.

Haar boek 'De zingende torens van Amsterdam', met een groot aantal gedetailleerde tekeningen van haar hand, is een klassieker geworden. Zij gaat ook de Mededelingen redigeren. De zeven afleveringen die er van zijn verschenen, leveren waardevolle informatie over het herstel van veel beiaarden in de eerste na-oorlogse jaren.

Wanneer Bep zich gaat bezighouden met een inventarisatie van de grafstenen in de Oude Kerk heeft ze helaas geen tijd meer voor de Mededelingen. Voor haar onvermoeibare inzet voor de NKV wordt ze benoemd tot erelid; in 1969 ontvangt ze de Zilveren Anjer en een jaar na haar overlijden in 1978 plaatst de 'Stichting Oude Kerk te Amsterdam' te harer ere een gedenksteen in diezelfde kerk. Dat aan haar overlijden in het tijdschrift van de NKV indertijd geen enkele aandacht is besteed, is op zijn zachtst gezegd verwonderlijk.2


Klok en Klepel


Een wit kartonnen omslag met twee rode balken, daartussen foto's van een klok - recht van boven en recht van onder genomen - op het opvallende formaat van 19 x 19 centimeter: 'Ziehier dan het eerste nummer van "Klok en Klepel", het nieuwe orgaan van de Nederlandse Klokkenspel-vereniging, waarmede wij tevens de feestelijke viering van het "Hemony-gedenckjaar 1959" inluiden!'. Aldus de inleiding van voorzitter Romke de Waard.

Het doel van het blad? Ten eerste de lezers zoveel mogelijk inzicht ver-schaffen in al hetgeen campanologie genoemd kan worden: 'door een systematische behandeling van klokkengietkundige, beiaardbouw-kundige, speeltechnische, accoustische, historische en andere onderwerpen'. Ten tweede: 'om geregeld een overzicht te verstrekken van allerlei nieuwe gebeurtenissen op beiaardgebied' en ten derde 'om ook naar buiten toe belangstelling en waardering voor de beiaardkunst te wekken'. Om deze doeleinden te bereiken zal Klok en Klepel een ander karakter krijgen dan de vroegere 'Mededelingen', dat vooral aan de actualiteit was gewijd. Veel rubrieken zullen uit vervolgseries bestaan, zodat 'op den duur de opeenvolgende nummers tezamen het karakter van een campanologisch standaardwerk zullen krijgen'. Met het eerste artikel, gewijd aan de gebroeders Hemony en geschreven door André Lehr, is de toon gezet en door diens vele bijdragen - tot aan zijn overlijden - het niveau van Klok en Klepel bepaald.3

De bedoeling is, dat het blad uiteindelijk iedere drie maanden zal verschijnen. Voorlopig blijkt dat laatste onhaalbaar. Het tweede nummer komt pas twee jaar en vijf maanden later van de pers.

De oorzaak ligt in de overbelasting van het bestuur. Het advieswerk, dat gezien wordt als de basis van het bestaan van de NKV, vraagt bijna alle tijd en aandacht. Rond 1960 liggen er elk jaar tientallen aanvragen van gemeenten om hulp bij herstel, uitbreiding of nieuwbouw van een beiaard. Voorzitter De Waard stelt daarom voor een aantal taken te delegeren door commissies in te stellen: zes in getal. Aldus wordt besloten. Bijkomend voordeel is dat nu, naast het bestuur, ook een veertiental leden bij het reilen en zeilen van de vereniging worden betrokken.


Redactiecommissie


Als hoofd van de redactiecommissie wordt Rinus de Jong aangezocht. Hij is van orgine vertaler bij de AKZO, studeert daarnaast beiaard en brengt het tot beiaardier van Hengelo (1974-1986). Rinus is een gedreven mens. Onvermoeibaar verzamelt hij gegevens over alles wat met de beiaard heeft te maken in binnen- en buitenland. Het blijft niet bij de feitjes: hij verwerkt ze tot talloze publikaties in het Fries, Twents, Nederlands, Engels en Duits. En ... hij is dichter. Geen wonder, dat Klok en Klepel een ander gezicht krijgt.

Na ruim twee jaar verschijnt dan eindelijk nummer drie. Weer op het formaat van de oude jaarboekjes. Op de omslag prijkt het logo van de NKV, zoals dat in 1934 is ontworpen door P.T.A. Swillens, kunsthistoricus en de toenmalige secretaris.4 Het blad - geëxplodeerd tot veertig bladzijden - opent met een gedicht in het Twents, opgedragen aan Karel Borghuis. Verderop volgen nog twee poëtische ontboezemingen voor respectievelijk Ria Pieffers en Dick van Wilgenburg waarmee dan alle Twentse beiaardiers zijn geëerd.5 Vervolgens lezen we artikelen over de na-oorlogse ontwikkeling van de beiaarden in België en Luxemburg, over nieuwe beiaarden in Frankrijk, bouw en inrichting van beiaarden, rubrieken 'beiaardnieuws' en 'diversen', een verslag van de jaarvergadering van 1964 en tenslotte in 'De beiaard als inspiratiebron' een oproep aan de lezers om medewerking: 'Het ligt in onze bedoeling in de komende nummers (..) er aandacht aan te besteden, op welke wijze de beiaard als bron van inspiratie heeft gediend (..) voor dichters, schrijvers, tekstdichters, musici enz. Wij willen daartoe regelmatig (..) gedichten, volksliedjes, amusementsliedjes e.d. in ons orgaan publiceren (en) in welke boeken, verhalen en andere schrifturen de beiaard als inspiratie fungeert'. Iedereen wordt verzocht vindplaatsen door te geven en 'ook uw eigen produkten zijn welkom'.

Het streven van De Jong is duidelijk: Klok en Klepel moet internationaal en cultureel een brede inslag krijgen. Uit de volgende afleveringen blijkt, dat hij daarin inderdaad is geslaagd. Het is hem eveneens - twee jaar - gelukt het blad ieder halfjaar te laten verschijnen, maar dan rijzen er moeilijkheden met het bestuur.

Nummer acht, van november 1966, telt 88 bladzijden. Penningmeester Van Ooik krijgt een rekening van ƒ 3.200,- en dat, nu juist de rijkssubsidie voor de NKV plotseling is geschrapt! Dat wordt te gek. De leden betalen ƒ 6,- contributie en Klok en Klepel kost ƒ 11,-. Het bestuur besluit weer over te gaan tot een jaarlijkse uitgave. Drukker De Hoop uit Zutphen krijgt veiligheidshalve een briefje om uitsluitend opdrachten van het bestuur te aanvaarden. Rinus is in alle staten. In boze brieven en later in enkele tumultueuze besprekingen verdedigt hij wat hij beschouwt als zijn geesteskind. Hij probeert geldelijke steun te krijgen van oud-voorzitter De Waard en biedt aan Klok en Klepel desnoods zelf te betalen.

Daarvan kan natuurlijk geen sprake zijn. De redacteur probeert zich bij de feiten neer te leggen, het bestuur betracht een zo groot mogelijke lankmoedigheid, maar nieuwe conflicten zijn onvermijdelijk.

In 1969 gaat het definitief mis en in december bedankt hij als redacteur. Zijn jaarverslag, met een zeer persoonlijke visie op alle moeilijkheden, wordt door het bestuur niet meer geschikt geacht voor publikatie. In april 1970 opent het bestuur Klok en Klepel met: 'De heer R. de Jong heeft ons medegedeeld zijn werk als redacteur-documentalist van ons orgaan alsmede zijn bestuurslidmaatschap te willen beëindigen. Wij danken de heer De Jong voor het vele werk, dat hij gedurende vele jaren ten behoeve van onze vereniging heeft verricht'. Dat dankwoord is terecht, want hoe lastig en eigengereid Rinus de Jong ook was, hij heeft de koers uitgezet, die Klok en Klepel tot op heden is blijven volgen.


Een nieuwe start


'Nadat bijna twee jaar geleden de laatste Klok en Klepel uitkwam, ligt thans een nieuwe aflevering voor U. (..) Een nieuwe, verjongde redactie hoopt een regelmatige verschijning te bewerkstelligen'.

Met deze kernachtige verklaring beginnen Jacques Maassen, Else Bongers en Jan van der Zwart in februari 1972 nummer dertien. En inderdaad wordt een nieuw beleid spoedig zichtbaar. De inhoud wordt afwisselender en meer gericht op de belangstelling van de beiaardiers. Er komen vaste rubrieken als Gietersnieuws, Boekbesprekingen, Activiteiten in de regio en er start een serie over Componisten-beiaardiers. Weliswaar lukt het nog niet altijd om twee keer per jaar een aflevering te laten verschijnen, maar daar staan enkele 'speciale edities' tegenover, zoals 'Het astronomisch kunstuurwerk' van André Lehr en het 'Congresboek Amersfoort-Utrecht 1978' met verslagen van de lezingen en handelingen van het Vijfde Internationaal Beiaardcongres.6 Intussen zijn Else Bongers en Jan van der Zwart in de redactie opgevolgd door Laura Meilink en mijzelf, waaraan al spoedig Henk G.van Putten wordt toegevoegd. Aan de redactievergaderingen, die veelal bij mij thuis worden gehouden, bewaar ik de beste herinneringen.

Vaak worden er stevige discussies gevoerd, maar voorzitter Jacques weet deze altijd op doortastende wijze met vaste hand in goede banen te leiden. Een grote zorg blijven de kosten van Klok en Klepel. Aan de nummers 23 t/m 26 is te zien hoe er met goedkoper papier en met een schrijfmachineletter wordt geëxperimenteerd, maar gelukkig wordt die weg daarna verlaten.

Vanaf juni 1982 gaat de eindredactie over in mijn handen. Wat dat aan werkzaamheden inhoudt, heb ik al eerder beschreven in Klok en Klepel nummer 81 (december 2002, p.17). Het blad verschijnt sindsdien met ijzeren regelmaat in juni en december en heeft zijn uiteindelijke vorm gevonden. Artikelen, rubrieken, verslagen, boek- en plaatbesprekingen, de wereldkroniek, gietersnieuws en mededelingen worden zoveel mogelijk in een vaste volgorde geplaatst. Om de vijfentwintig afleveringen wordt een index opgenomen. Daaruit valt op te maken, welke ontwikkelingen er gaande zijn: de eerste discussies over het computerspelwerk, over de grote-tertsklok, over minimal music, over bewerken voor beiaard enzovoorts.

Als Jacques Maassen in 1985 aftreedt, wordt hij opgevolgd door Henry Groen, die de serie 'Componistenportret' introduceert. Omdat een jaar later Laura Meilink het team verlaat en ik inmiddels gekozen ben tot secretaris van de vereniging, wordt in de redactie de taakverdeling aangepast. Zelf word ik weer gewoon redacteur, Henry neemt voortaan de eindredactie op zich en Heleen van der Weel en Joost van Balkom komen de gelederen versterken.7


Een nieuw gezicht


Met een omslag van glanskarton en ingenaaid, verschijnt Klok en Klepel nummer 45, ter gelegenheid van het achtste internationaal beiaardcongres, als het 'Congresboek Zutphen 1990'. De volgende afleveringen krijgen steeds een sprekende foto op de cover, vanaf het jubileumjaar 1993 - toevallig ook het vijftigste nummer van Klok en Klepel - zelfs in kleur. Dit fraaie uiterlijk blijft tot 1996 gehandhaafd. Hierin is de hand van Hylke Banning zichtbaar, een aanwinst voor de redactie, want hij kan op eigentijdse wijze de lay-out verzorgen op de computer. Dat is een ingewikkeld proces, maar het ouderwetse knip- en plakwerk behoort hiermee tot het verleden.

Intussen is Henry Groen in 1995 opgevolgd door Dirk Verloop, die als eindredacteur ook de lay-out gaat verzorgen.8 In de redactie leeft al enige tijd de vraag of er niet meer mogelijk is met Klok en Klepel. De typografische mogelijkheden zijn nu wel uitgeput: een ander formaat zou een oplossing zijn. Bovendien zou het blad beter op de actualiteit aansluiten als het vaker verscheen. Na ampele besprekingen en in overleg met het bestuur wordt besloten afscheid te nemen van het oude vertrouwde 'boekje' en te kiezen voor een kwartaalblad van 20x26,7 centimeter.

Voor de kleurige omslag wordt gebruik gemaakt van een ontwerp van Herman van Duinen uit Dordrecht. Met ruime marges, een tekst in kolommen, duidelijke aanduiding van de rubrieken en talrijke illustraties is Klok en Klepel nu duidelijk een tijdschrift geworden, dat uitnodigt tot lezen.9 Met ingang van september 2000 wordt een andere drukker gecontracteerd en overgestapt naar het meer gangbare A4-formaat.

In de redactie komen vanaf 1999 nogal wat wijzigingen voor, maar doordat er altijd ervaren leden deel van blijven uitmaken, blijft de continu?teit gehandhaafd. Dat is ook het geval, wanneer Levina Pors - van nummer 76 tot 84 - de vormgeving verzorgt en, dank zij de technische ondersteuning van Hylke Banning, als de drukker zulks gaat doen. Aan de laatst verschenen nummers heeft Esther Schopman haar beste typografische krachten gewijd.10

Op de jaarvergadering in 2000 te Venlo treedt Foeke de Wolf af als voorzitter van de NKV. Kort daarvoor is hij al lid geworden van de redactie en nu heeft hij de handen vrij om het voorzitterschap van de redactiecommissie op zich te nemen. Dat betekent onder meer de zorg voor de inhoud van het tijdschrift, het zoeken naar geschikte auteurs, het beoordelen van aangeboden artikelen, het selecteren van afbeeldingen, het vergaren van nieuws, schrijven van verslagen en niet in de laatste plaats het bewaren van een goede sfeer binnen de redactie. Hoe goed hij daarin slaagt, blijkt nog elk kwartaal.11


De lezers


Het streven van de redacties is er al achtenveertig jaar op gericht een populair-wetenschappelijk tijdschrift op een behoorlijk niveau samen te stellen. Een tijdschrift dat informeert, tot nadenken stemt en gelezen wordt. Is dat gelukt?

Een kleine rondvraag leverde, niet alleen uit Nederland maar ook uit Vlaanderen, Wallonië, Duitsland, Engeland en de USA verrassend veel reacties op. Vrijwel alle respondenten lezen Klok en Klepel helemaal: 'van kaft tot kaft', wordt er vaak bijgevoegd. En: 'Ik kijk ieder kwartaal uit naar het volgende nummer', 'voor mij in Duitsland is K&K steeds een verrijking'. Een heel intiem antwoord: 'Bij binnenkomst leg ik K&K op het tafeltje naast mijn bed. Voor het slapen gaan lees ik het blad door'.

Ook als naslagwerk heeft K&K grote waarde. Nagenoeg iedereen bewaart de oude nummers en twintig procent van de lezers vermeldt trots, dat ze zelfs alle afleveringen in hun bezit hebben. Daar wordt ook gebruik van gemaakt, want bijna tachtig procent zoekt 'vaak' of 'soms' oude artikelen op. In dit verband is het wonderlijk dat slechts de helft van hen de Index op K&K op de website van de NKV gebruikt. 'Ik wist niet van het bestaan' is dan de verklaring, maar 'goede tip, ik ga het zeker doen' verdient navolging.

Problemen doen zich soms voor bij de meer wetenschappelijke en campanologische artikelen, die toch de ruggengraat van onze periodiek vormen. 'Bij heel muziektechnische stukken haak ik af', soms te zwaar', 'statistische beschrijvingen sla ik over' en 'niet teveel wetenschappelijke artikelen, die een eenvoudig beiaardier als ik niet kan doorgronden'. Daar staat tegenover, dat op de Universiteit van Denver bij de colleges Beiaardliteratuur gebruik gemaakt wordt van een tiental in het Engels vertaalde artikelen en opmerkingen als 'K&K moet een muziekvaktijdschrift worden, naar buiten gericht, een visitekaartje voor de beiaardkunst', 'meer over de muziek en de uitvoering daarvan' en 'We moeten het niveau in de gaten houden. Er zit steeds minder wetenschappelijks in. Het wordt dus een echt verenigingsblad en dat is toch wel jammer'. Tegen het gevaar van een 'clubblaadje' wordt vaker gewaarschuwd: verschillen van mening draaien wel eens uit 'op een al te persoonlijke polemiek', adviseurs behoren het succes van hun eigen werk niet zelf te beschrijven en aan het modieuze verschijnsel van een column hoeft K&K echt niet mee te doen.

Wensen zijn er ook. Weer eens iets over de klokkengieters zelf, herhaling van artikelen over beiaardgeschiedenis en beiaardbouw, meer en grotere (kleuren)foto's, meer over luidklokken en klokkenluiden, meer op de toekomst gerichte artikelen, een rubriek 'Luisteraars aan het woord' en het plaatsen van meer artikelen op de NKV-website, omdat die juist vaak door buitenstaanders worden gelezen. Tientallen keren ben ik tegengekomen: 'prima blad', 'Klok en Klepel moet blijven', 'mooi verzorgd', 'prima informatie', 'ga zo door'. Nog een laatste citaat: 'Van begin tot heden een opmerkelijke ontwikkeling, inhoudelijk en visueel. Meegegroeid in vormgeving en verschijningsfrequentie. De eerste leden/beiaardiers van de NKV zouden niet weten wat ze zagen en lazen: zoveel beiaardactiviteiten, lokaal, landelijk maar ook internationaal'.


De auteurs


Al deze loftuitingen zijn natuurlijk voor een groot deel bestemd voor de schrijvers. Immers, hoeveel inspanningen een redactie zich getroost, ze blijft afhankelijk van de schrijvers. Een blik in de index laat zien hoeveel dat er wel zijn.12 Sommige namen komen herhaaldelijk voor, andere slechts een enkele maal. Het is hier niet de bedoeling het belang van scribenten tegenover elkaar af te wegen: dat moet worden overgelaten aan het persoonlijk oordeel van de lezers. De een schrijft goed gedocumenteerde artikelen, een ander beperkt zich tot een simpel verslag, levert een recensie of verzorgt een rubriek. Maar aan alle bijdragen hebben de auteurs hun tijd en zorg besteed en allen geven blijk van een grote betrokkenheid bij de beiaardcultuur.

Klok en Klepel, een naam die klinkt als een klok, is na honderd afleveringen bekend over de gehele wereld. En wie, al lezend, soms toch nog eens de wenkbrauwen fronst, zou kunnen denken aan de spreuk, die sedert 1565 in gouden letters boven de ingang van het oude Haagse stadhuis staat:

                       NE JUPITER QUIDEM OMNIBUS

In gewoon Nederlands: Zelfs Jupiter kan het niet iedereen naar de zin maken. Dat moet ook voor toekomstige medewerkers en redactieleden een geruststellende gedachte zijn.
1. Herman Moerkerk (1879-1949) ontwierp de omslag voor Onze Torenmuziek nr. 4. Hij was een veelzijdig schilder en illustrator en in zijn geboorteplaats 's-Hertogenbosch erg actief in het culturele leven. Vrijwel zeker kreeg hij deze opdracht van voorzitter Dr. Casparie, ook een Bosschenaar. Vanaf 1928 werkt hij in Haarlem voor 'De Spaarnestad', uitgever van o.m. 'De Katholieke Illustratie'. Veel werk van Moerkerk is nog te vinden in het Prentenkabinet in 's-Hertogenbosch.
2. Tot mijn spijt zijn met ingang van aflevering 97 de namen van overleden ereleden zonder aantoonbare redenen uit het colofon van K&K verdwenen.
3. In 1994 werd André Lehr onderscheiden met de Zilveren Anjer.
4. P.T.A. Swillens (1890-1963) werkte aan het Kunsthistorisch Instituut van de Utrechtse universiteit. Hij schreef onder meer standaardwerken over Johannes Vermeer, Pieter Saenredam en Jacob van Campen. In 1958 werd hem de Zilveren Anjer uitgereikt. Diezelfde onderscheiding kreeg Romke de Waard in 1966.
5. Veel beiaardliefhebbers voelen zich kennelijk aangetrokken door de literatuur. Al vanaf de jaren twintig verschijnen artikelen als 'Klokken en poëzie'.
6. In december 1981 verscheen weer een speciale editie, geschreven door André Lehr: 'Het middeleeuwse klokkenspel van Bethlehem'.
7. Joost van Balkom verlaat in 1989 de redactie. Angeline Augustus-Kersten is van 1991-1994 en Boudewijn Zwart van 1991-1998 redactielid.
8. Dirk Verloop is afkomstig uit de Twentse 'Campus Beiaardkring', een actieve groep, waaruit onder anderen ook Esther Schopman, Hylke Banning, Adolph Rots en de oud-penningmeesters Wim van der Linden en Kees van Krieken voortkomen. Tijdens het vijfde lustrum van het 'Carillonfestijn' in 1992 ontving de kring de François en Pieter Hemony prijs.
9. Bij het ingaan van het nieuwe millennium kregen de leden van de NKV de CD 'Historische Beiaardopnamen 1941-1983'. De daarbij behorende uitvoerige beschrijving van de geregistreerde werken en beiaarden werd gepubliceerd in Klok & Klepel nr. 70, maart 2000, dat daartoe in een extra grote oplage werd gedrukt.
10. Tussen 1999 en 2003 worden in het colofon van K&K voor korte of langere tijd de namen genoemd van eindredacteur Henk Veldman, Leon van der Eijk, Peter Polhuijs en Mar Bruinzeel. Dirk Verloop, Hylke Banning en Loek Boogert zijn in deze periode afgetreden; Heleen van der Weel, Foeke de Wolf, Adolph Rots en Henk Lemckert maken ook nu nog deel uit van de redactie, die in 2007 is uitgebreid met Bauke Reitsma.
11. In 2006 ontving Foeke de Wolf de Zilveren Anjer. Hij was daarmee de vijfde 'NKV-er' die deze eer te beurt viel.
12. De index op Klok & Klepel is te vinden op de NKV-website. Klik op Klok & Klepel en vervolgens op Index; klik daarna het onderwerp aan dat u zoekt, bijvoorbeeld Vereniging; u ziet dan alle artikelen die daarover zijn verschenen. Ieder onderstreept artikel (klik!) is integraal opgenomen op de site.